Onze Taal. Jaargang 30
(1961)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
[Nummer 4] | |
Dat gejij en gejouMeer en meer wordt ons in de laatste tijd de vraag voorgelegd of in onze vormen van aanspraak iets bezig is te veranderen en - waar het de vraagstellers natuurlijk om te doen is! - of die verandering taalkundig aanvaardbaar en juist is. Het betreft u en jij. Men merkt dan op dat de grenzen tussen u en jij anders zijn dan een halve eeuw geleden. Het is niet meer zo gewoon dat de baas zijn personeel met jij aanspreekt; maar dat voelt men niet als een verlies. Een andere wijziging in de aanspraak vindt men onheilspellend: Een groeiend aantal kinderen zegt tegen de ouders jij en niet meer uGa naar eind1). Dit laatste feit vooral - menen sommigen - is verontrustend; hun klinkt het jij van de kinderen tegenover hun ouders uiterst onaangenaam in de oren; zij vinden het gewild modern, aanstellerig en (om een taalkundig argument contra te noemen)... een germanisme. Dit argument - germanisme - lijkt ons onjuist, in elk geval onbewijsbaar. In Duitsland is ‘du’ in het huisgezin overigens ook pas van de laatste halve eeuw. Het wordt in de familie ook voor ooms en tantes gebruikt; in de Nederlandse jij-gezinnen echter blijven - voorzover ons bekend is - de ooms en tantes u. Als het op -ismen aankomt, zou men evengoed van een anglicisme kunnen spreken. Wij zijn ervan overtuigd dat men bij het veld winnen van jij in het gezin, niet met een barbarisme van welke aard dan ook te maken heeft, maar met een verandering van de maatschappelijke zeden die haar weerspiegeling vindt in de taal. Met vergelijking van ons jij-u met andere talen moet u trouwens oppassen. De verschillen tussen tu en vous, du en Sie, jij en u zijn niet van gelijke aard. De overgang van vous naar tu en van Sie naar du is in de betrokken taalgebieden altijd nog een hele gebeurtenis, soms zelfs met enig ceremonieel. In ons land geschiedt de verandering in aanspreekvormen meestal zonder veel plichtplegingen, ja dikwijls zonder dat men direct een verandering bespeurt. In sommige gevallen is van een overgang zelfs geen sprake. Collega's op een zelfde kantoor bijv., van ongeveer dezelfde leeftijd nemen heel dikwijls stilzwijgend aan, dat ‘jij’ de normale manier van aanspraak is en nieuwelingen worden, zonder dat naar hun toestemming wordt gevraagd, al spoedig in deze ‘jij’-kring opgenomen. Opvallend daarbij is, dat men veelal begint met de enclitische (verzwakte) vorm ‘je’ en daarna pas overgaat tot ‘jij’. In een geval, waar nadruk vereist is, past ‘je’ niet en als men ‘u’ dan te stijf vindt, dan blijft slechts ‘jij’ over. Het is van belang dit onderscheid te maken. Het is zeker mogelijk, dat iemand ‘je’ gebruikt en daarnaast ‘u’ voor gevallen met nadruk. Voor de bez. voornaamwoorden geldt hetzelfde. Dat gejij en gejou klinkt in het prille begin nog wat hard. De weg naar de vertrouwelijkheid moet eerst met je worden geplaveid. Afkeer van de klanken ‘jij’ en ‘jou’ op zichzelf is onzin. De woorden zijn evenmin lelijk als bij en bouw. Van belang is de stemming die men met jij (hetzelfde geldt voor u!) onder woorden wil brengen. Haat en minachting, genegenheid en liefde kunnen zowel met u als met jij worden uitgedrukt. Men heeft het verschil ‘jij-tu (du)’ wel eens gekenschetst als: familiariteit-intimiteit. Inderdaad, hierin steekt veel waars, maar iedereen voelt onmiddellijk, dat ‘jij’ in de intiemste situaties gebruikt wordt, waar van een familiariteit, ook in de goede zin, niet gesproken kan worden. In elk land en ook in elk dialectgebied liggen de grenzen van intimiteit, familiariteit en afgemetenheid, zoals ze in de taal tot uiting komen, anders. De Fransman kan tot zijn geliefde ‘je vous aime’ zeggen zonder het eerbiedige, op-een-afstand-houdende van het Nederlandse ‘ik hou van u’. De Duitse leraar gebruikt tegen de kinderen die hij met du | |
[pagina 30]
| |
heeft grootgebracht, Sie als ze in de hoogste klassen van de middelbare school zitten. Vooral tegenover meisjes zou du veel te vertrouwelijk, om niet te zeggen vrijpostig zijn. In Nederlandse scholen blijft de scholier jij, pas op de universiteit wordt hij u! Degene, die in het maatschappelijke verkeer in binnen- en buitenland zorgvuldig de grenzen aftast, waarbinnen hij ‘jij, tu, du’ en ‘u, vous, Sie’ moet gebruiken, zal de Engelsen om hun simpele ‘you’ wel eens benijden! Op een internationaal studentencongres, dat wij jaren geleden eens meemaakten, zeiden de Nederlanders, ook die elkaar daarvoor nooit gezien hadden, vrijwel onmiddellijk ‘jij-jou’ tegen elkaar, de aanwezige Duitse studenten echter, die elkaar in elk geval al enige dagen kenden, spraken elkaar nauwgezet met ‘Sie’ aan, ook de Franse gebruikten tegen elkaar slechts ‘vous’. De voornaamwoorden die bestemd zijn voor de aanspraak zijn met gevoel geladen, ze dienen in zeer verschillende omstandigheden, liggen in een gevoelssfeer, die gaat van vurige liefde tot bittere haat, van diepste eerbied tot koude minachting, van lichte ironie tot wrede spot. Tijdens de voorbereidingen voor de grote vertaling van de Bijbel in de 17e eeuw (de z.g. Statenbijbel) kwam het tot heftige discussies over het gebruik van ‘du’ en ‘ghij’. Het debat had een theologische achtergrond, maar de gevoelswaarde en de zeer geringe frequentie van het oudnederlandse ‘du’ waren eveneens in het geding. Men besloot ‘ghij’ te nemen. Wellicht was hiermee voorgoed de kans op een wederopleving van het middeleeuwse ‘du’ verdwenen. ‘Jij’ stamt uit het gewest Holland. Het is een Hollandse variant van ‘gij’. Toen dit laatste in de Hollandse schrijftaal werd ingevoerd, kreeg ‘jij’ daar iets plats en gemeenzaams. ‘U’ is geboren uit ‘Uwe Edelheid’, een vorm, die men in 17e-eeuwse brieven (ook van mensen, die vertrouwelijk met elkaar omgingen) herhaaldelijk aantreft. De enclitische vorm ‘je’ vindt men in stukken, die meer de gewone omgangstaal weergeven, bijv. sommige brieven in de romans van Wolff en Deken. Veel systeem kan men in het gebruik van vroegere tijden niet ontdekken. Door het strenge 18e- en 19-eeuwse onderscheid tussen gesproken en geschreven taal, zal in menige brief en roman ‘u’ of ‘ghij’ staan, waar in werkelijkheid ‘jij’ gezegd werd. Dat honderd jaar geleden net zo goed spanning tussen ‘u’ en ‘jij’ heerste, kan men ook zien in de Max Havelaar. Droogstoppel vertelt van zijn bezoek aan het huis van Sjaalman, waar hij diens zoontje vond, waarover hij dan vertelt: ‘Kom je om papa te spreken?’ vroeg hij opeens, en ik begreep terstond, dat de opvoeding van dat knaapje veel te wensen overliet, anders had hij ‘komt U’ gezegd! Beets had in diezelfde tijd een heimwee naar het middeleeuwse ‘du’, toen hij rijmde: 't Je, jij en jouw in schrift en zelfs in druk - 't herinnert ons te smartelijk 't ongeluk - waardoor we 't lieve du en dijn verloren... Men kan evenwel niet zo gemakkelijk de taalgebruiker voorschrijven, hoe hij zijn medemens moet aanspreken. Het WNT verzucht nog in 1889: ‘Het ware te wenschen, dat, zoo al niet “gij” dan ten minste “ge”, ook in de Noordnederlandsche spreektaal gebruikelijker kon worden.’ Het lijkt misschien zonderling, dat de meeste Nederlanders, die met het gebruik van ‘jij’ niet zuinig zijn, juist in de intieme verhouding van kinderen tot hun ouders ‘u’ bezigen. Als men echter de achtergrond van ‘jij’ kent, wordt het iets duidelijker. Jonge gezinnen zouden het zijn, waar ‘jij’ gebruikt wordtGa naar eind2). Zó jong moet men deze families toch ook weer niet noemen, als in 1926 het WNT bij ‘jij’ aangeeft, dat het woord in sommige gezinnen door de kinderen tot hun ouders gezegd wordt. Het harde van jij als ‘gemeenzame aanspraak’ is aan het verdwijnen. Jij is niet meer bestemd voor het platte, voor de aanspraak van de ‘mindere man’. Democratisering en volksontwikkeling hebben van ons allen gelijkwaardige burgers gemaakt die stuk voor stuk u waard zijn. Tegelijk is de Hollandse vormelijkheid minder geworden: het vormelijke u voor het intieme verkeer, schriftelijk en mondeling, is bijna geheel verdwenen. Alleen in het gebed heeft het zich gehandhaafd en zal het zich nog wel lang handhaven. Zo lijkt jij geheel vrij te komen voor het vertrouwelijke, het intieme, terwijl u gereserveerd blijft voor het vormelijke, het eerbiedige. Gij is nu eenmaal uit het gewone algemeen Nederlands verdwenenGa naar eind3). Men kan het nog gebruiken om bepaalde redenen van stijl; zo vindt men het nog vrij veel in redevoeringen. Tot de normale beschaafde omgangstaal van Nederland boven de grote rivieren kan men gij en ge niet meer rekenen. Een van onze leden schrijft ons met grote felheid over zijn weerzin tegen jij in de huiselijke kring en verzoekt ons met hem dit gebruik te vervloeken. Het spreekt na het bovenstaande vanzelf dat wij met deze lezer niet kunnen ‘meegaan’. Ten eerste: de keuze van de voornaamwoorden van aanspraak is geen taalkundige kwestie, m.a.w. jij doet is even goed Nederlands als u doet. Ten tweede: geen mens heeft het recht zich te bemoeien met de opvoeding, de toon van de omgang in een ander gezin: ieder is verantwoordelijk voor zijn eigen daden. Ten derde: het gebruik van u tegenover de ouders garandeert evenmin het respectGa naar eind4) tegenover de ouders als het gebruik van jij de genegenheid garandeert. Ten vierde: wij laten zelf rustig jij in het gezin toe, want... over smaak valt niet te twisten, m.a.w. wij vinden jij tegenover de ouders aardiger dan u: jij is de vriend, u is de vreemde. |
|