Het vooruitwijzende ‘er’
Veel schrijvers hebben de gewoonte een overmatig gebruik te maken van woorden als ervoor, erin, erover enz. Ik meen dat dit een verslappende invloed op de stijl heeft en dat men het daarom zoveel mogelijk dient te vermijden.
Ik geloof dat men dit kan bereiken door meer zelfstandige naamwoorden te gebruiken in plaats van de thans bij velen voorkomende infinitieven. Gaarne zal ik dit met een aantal voorbeelden bewijzen.
Iemand zegt: ‘Hoe kom je erbij zo iets voor te stellen?’ Hij gebruikt dan ‘erbij’ zonder dat bekend is, waarop dit woord slaat. Dit komt eerst later uit.
Het is toch veel duidelijker te zeggen: ‘Hoe kom je bij zo'n zonderling (dwaas) voorstel?’
Of: ‘Ik zal mij ertoe bepalen u mede te delen dat’... Hier klinkt m.i. ook weer beter: ‘Ik zal mij tot de volgende mededeling bepalen.’
Of: ‘Hij stelt er geen belang in dat de Kamer dit zal behandelen’. Ook hier zou ik liever zeggen: ‘Hij stelt geen belang in de behandeling van dit onderwerp in (door) de Kamer.’ Men zégt: ‘Hij drijft er de spot mee dat je zo bang bent’. Korter en beter is: ‘Hij drijft de spot met je vrees’. In de gewone spreektaal komt dit ‘er’ zoveel voor dat men het ook in de schrijftaal geregeld kan aantreffen, m.i. zonder dat dit tot verheldering bijdraagt.
Men zegt: ‘Je moet ermee rekenen dat je heel wat risico's loopt’. Maar men kan korter en duidelijker zeggen: ‘Je moet met tal van risico's rekening houden’.
Men passe deze redenering eens toe op een aantal uitdrukkingen, die men tegenwoordig meestal gedachteloos van een overbodig ‘er’ voorziet. Als zulke noem ik: zich verheugen op, vreugde scheppen in, lust hebben in, zich bemoeien met, verwijzen naar, lachen om, nieuwsgierig zijn naar, pochen op, te spreken zijn over, willen weten van, gevoelig zijn voor.
Al deze werkwoorden kan men geregeld met een ‘aankondigend’ er horen gebruiken, ofschoon het m.i. in geen enkel geval bepaald nodig is en de stijl steviger wordt, ‘beter op zijn poten staat’, indien we ze zonder ‘er’ gebruiken.
Het spreekt vanzelf dat sommige van deze werkwoorden in volstrekte zin gebezigd zijn, (dus zonder nadere aanduiding) niet onder deze regel vallen. Ik noem b.v. deze: ‘Ik heb er geen vertrouwen in’, waartegenover staat: ‘Ik heb geen vertrouwen in zijn uithoudingsvermogen’.
Men zegt: ‘Bemoei je er niet mee’ maar kan evengoed zeggen: ‘Bemoei je niet met deze kwestie’. Ook kan men zeggen: ‘Hij