‘Eigenlijk betekent het...’
Veelvuldig komt het voor dat wij een strijd moeten beslechten inzake de betekenis van een woord. Als men dan teleurgesteld is over de uitspraak, horen we wel eens het argument: u kunt wel gelijk hebben, maar eigenlijk betekent het... En dan volgt niet wat het woord betekent maar wat het betekende. Hoe gevaarlijk dit argument is, moge het onderstaande u leren. Het is een beschouwing, overgenomen uit een artikel van prof. Walch in Onze Taal van vijfentwintig jaar geleden. Oude nummers van ons blad zijn zeldzaam. Wij menen u een dienst te bewijzen door de vroegere beschouwing, zij het hier en daar iets gewijzigd, te laten herdrukken.
‘Eigenlijk betekent het...’, dat hoort men vaak, wanneer er over het al of niet juist gebruiken van een woord wordt gesproken; een soort redetwisten waarvan in meer dan gewone mate de waarheid geldt, dat uit de botsing van de meningen de waarheid te voorschijn springt. Althans..., wanneer men bij die besprekingen zich voortdurend laat leiden door zijn gevoel. Het is echter een feit, dat onze Nederlandse geestesgesteldheid zodanig is - psychologen mogen dit nader uitwerken -, dat men zich gewoonlijk niet bij het gevoel bepaalt, doch een beroep doet op het weten: het historisch weten, de geschiedenis van een woord. Maar dan is men op de verkeerde weg. De geschiedenis van een woord is heel belangwekkend, wanneer men zich er rekenschap van wil geven, wat een woord betekend heeft, en ook hoe het van betekenis veranderd is; omtrent de zin in het heden echter geeft ze geen afdoend bescheid. Men behoeft maar enkele dagelijks gebruikte woorden te bekijken, om hiervan overtuigd te zijn. Het zelfstandig naamwoord gulden is al een zeer treffend voorbeeld! Het is een gesubstantiveerd stoffelijk bijvoeglijk naamwoord, uitdrukkend dat men met een munt van goud te doen heeft... Maar we zeggen, zonder hier een ogenblik aan te denken: ‘Wil je een zilveren of een papieren gulden?’ En we mogen dat zeggen zonder blikken of blozen, want ‘gulden’ betekent niet ‘gouden munt’; het heeft dat alleen maar betekend. Zoals een oorijzer eenmaal inderdaad van ijzer was; nu spreken we - en we blikken of blozen weer niet! - van een gouden oorijzer. Zoals we ook spreken van een tinnen of porseleinen bord; ofschoon het woord ‘bord’ vroeger een voorwerp aanduidde van hout; het woord is verwant met het Duitse
Brett. Deze voorbeelden zijn met talrijke andere te vermeerderen. Denk aan ‘een beetje’. Oorspronkelijk betekent het ‘een hapje’ (‘beet’ is een afleiding van ‘bijten’; zoals ‘morceau’ van ‘mordre’). Maar, zo min als bij ‘bitter’, denkt men meer daaraan; men spreekt ook van ‘een beetje water’, ‘een beetje rust’, ‘een beetje plezier’; - en dat ‘beetje plezier’ behoeft helemaal geen hap- of wel eetgenoegen te wezen! Men spreekt zelfs van ‘een beetje muziek’; in 't Frans van ‘un morceau de musique’.
De etymologie van een woord is eigenlijk inzake de betekenis-in-het-heden nog minder betrouwbaar dan uit deze soort voorbeelden blijkt. In de eerste plaats is daar namelijk nog de verschillende kleuring die een woord ondergaat. Als Vondel zegt:
Heel d'aarde lag in slaap verzopen,
dan heeft dat ‘verzopen’ een plechtige klank, wel heel anders dan thans! Men kan dus ook niet naar een klassieke dichter verwijzen, om daarmee de ‘juiste’ gevoelsschakering, die een woord eigen is, te betogen! Een ander merkwaardig voorbeeld te dezen is een vers uit de Lucifer:
Verzamel in der yl een heir van dikke drommels:
dat wil zeggen: van dichte drommen. En nu was Vondel, toen hij dit vers schreef, wel door-en-door Hollands geworden wat zijn taal betreft, niet meer ‘Brabants’, zodat een beroep op dialectisch verschil hier ook niet zou opgaan. Evenmin als bij het woord ‘slecht’, dat ook in Holland in de zeventiende eeuw ‘eenvoudig’ betekent; oorspronkelijk betekent het ‘effen’, ‘gelijk’; vandaar ‘slechten’ (= met de grond gelijk maken) en 't figuurlijke ‘beslechten’. Dat ‘slecht’ gaat dan betekenen ‘gewoon’, ‘gewoontjes’ en dan: ‘minderwaardig’. Die laatste overgang zien we precies zo bij het Franse ‘ordinaire’; in de latere betekenis ook door ons overgenomen.
Wat zegt ons de geschiedenis van een woord als ‘creatuur’ voor de betekenis? De geschiedenis zegt véél, maar blijve, alweer, liefst buiten beschouwing, wanneer bijvoorbeeld de rechter zou moeten uitmaken of dit woord beledigend moet worden geacht of niet. De oorspronkelijke betekenis, die zeker niet beledigend is, vinden we nog in bijbelse taal. Maar daarnevens heeft zich de geringschattende betekenis ontwikkeld die het woord nu bij 't volk heeft, terwijl we het in het Brabants, in vroeger eeuwen - bijvoorbeeld in het spel van Lanseloet ende Sanderijn -, met eerbied en bewondering gebruikt vinden.
Gaan we nu nog verder uit elkaar gelopen dialecten vergelijken, dan is het verschil in betekenis uiteraard dikwijls nog veel groter; denk aan het Middelnederlands ‘quene’, een in den regel met geringschatting gebruikt woord voor ‘vrouw’, terwijl het in het Engels het woord werd voor de eerste vrouw, the queen. Gaan we de vroegere verwanten van ‘quene’ na, dan vinden we een volkomen neutrale betekenis, die van ‘vrouw’, ‘mannin’.
En het woord ‘vrouw’ zelf, wat is de betekenis daarvan in de loop der tijden niet veranderd! In het Gotisch betekent het (fraujo) heerseres; 't vrouwelijk van frauja = heer(ser). Van dat mannelijke woord hebben we nog verwanten in vroon(diensten) en in 't Duits Frohn (leichnam). Wie zou dat mannelijke woord nog kunnen herkennen in vrouwenakker of Franeker: ‘akker die bezit is van een heer’? Ons ‘vrouw’ heeft nog in zeer enkele gevallen zijn oude betekenis behouden: het vrouwelijk van ‘baas’ (‘kom eens bij de baas, kom eens bij de vrouw’, tegen huisdieren gezegd) en ‘Mevrouw’, als aanspreektitiel van een vorstin. Trouwens, is ons woord ‘heer’ niet bezig precies dezelfde weg te gaan? Bij ‘mijnheer’ denken we helemaal niet meer aan de oude betekenis van ‘heer’, getuige ook de vervorming tot ‘meneer’; ‘sinjeur’ is de ‘heer’ op deze afdalende weg voorgegaan.