Jaarverslag 1959
Het jaarverslag over 1959 is een der bescheidenste dat de laatste jaren kon worden opgemaakt. Belangrijke gebeurtenissen hebben niet plaatsgehad.
Aangenaam was het ons werk erkend te zien door de Nederlandse Journalistenkring, die bij zijn 75-jarig bestaan de vriendelijkheid had zijn jubileumuitgaven aan al onze bestuursleden ten geschenke te geven.
Het is wellicht op zijn plaats te herinneren aan de nieuwe uitgaaf van een klapper bevattende alle woorden die in het orgaan behandeld zijn sinds de eerste verschijning. Het bestuur betreurt het ernstig dat er zo geringe belangstelling bestaat voor deze lijst die de lezer in staat stelt het op elk woord gegeven commentaar gemakkelijk terug te vinden.
Hoe bescheiden het aantal lezers ook is (op 1 januari 1960 waren het er ruim 7500) de instandhouding van ons werk begint toch steeds belangrijker bedragen te vorderen.
Bij de inkomsten rekenen we voor de jaren 1959, 1960 en 1961 met respectievelijk f 14.000, -, f 13.700, - en f 15.200, -; bij de uitgaven op f 22.400, -, f 24.300, - en f 24.600, -.
De Overheid erkent sedert enkele jaren ons culturele doel door een ruime subsidie te geven. Wij zijn over haar hulp zeer verheugd.
Wanneer men er zich rekenschap van geeft dat wij de laatste jaren met zulke grote sommen moeten rekenen, begint het vreemd aan te doen dat men de complete jaargang van het blad voor f 1, -, f 2, - of f 2,50 toegestuurd kan krijgen. Het bestuur meende daarom in alle oprechtheid van de leden en lezers een hogere bijdrage te kunnen verlangen. De Rijkssubsidie behoort duidelijk een aanvulling te blijven en geen hoofdbestanddeel van de geldpot te worden. Het is daarom dat de genoemde bedragen verhoogd zijn tot f 1,25, f 2,50 en f 4, -. De leden hebben die bedoeling wel begrepen, want het aantal bedankjes wegens deze verhoging is zeer gering gebleven.
Het bestuur kwam driemaal bijeen. Het is ook dit jaar op uitstekende wijze ter zijde gestaan door de directeur van het Bureau. Ook zonder een programma van grote plannen blijft overleg van veel nut. Besloten werd om in 1960 wederom een congres te houden. Het thema was aan het einde van dit verslagjaar nog niet nauwkeurig vastgelegd. Wij willen het bij voorkeur zo algemeen mogelijk houden, maar de aandacht moet toch in een bepaalde richting worden geleid. Gelet op de grote belangstelling in 1958 is andermaal het Kurhaus in Scheveningen als punt van samenkomst gekozen.
De ledenvergadering toonde een ongekend grote opkomst. De aanleiding daarvoor was zonder twijfel de voordracht van de heer Damsteegt, die zijn gehoor op een wel zeer aantrekkelijke wijze bezig hield met een beschouwing over de uitspraak van het Nederlands.
Met de V.B.O. zijn in het afgelopen jaar geen bijeenkomsten belegd. Wel heeft de heer Veering een voordracht gehouden in Gent. De Vereniging blijft een goede afnemer van ons maandblad en verschillende leden van Onze Taal zijn geabonneerd op het Belgische orgaan ‘Nu Nog’, waarin veel wetenswaardigs over de Nederlandse taal wordt gezegd.
De heer Veering en de secretaris hebben een bespreking gehad met een aantal bestuursleden van het Algemeen Nederlands Verbond over de mogelijkheid van samenwerking. De beide verenigingen bestrijken gebieden die nog al veel van elkaar verschillen. Het Algemeen Nederlands Verbond heeft ons bestuur herhaaldelijk uitnodigingen gezonden tot bijwoning van zijn manifestaties. Wij kunnen daar zelden iets tegenoverstellen. Wel kunnen wij van tijd tot tijd oude nummers van ons blad aan het A.N.V. sturen die deze verder verspreidt naar verre oorden waar Nederlanders wonen die graag contact houden met hun vaderland.
Het Bureau van het Genootschap heeft vijftienmaal wervingsacties op touw gezet. Dit geschiedt door bij telkens bepaalde groepen in de samenleving de aandacht op ons Genootschap en zijn doel te vestigen. Het ledental is daardoor met enkele honderden gestegen. Het bestuur is ervan overtuigd dat deze stijging de hoge kosten rechtvaardigt die elke propaganda steeds met zich meebrengt.
Ik ben hiermede gekomen aan het einde van mijn verslag. Zonder grootscheepse bewegingen mogen wij ons toch verheugen in de groei van ons ledental en daarmede in de groei van belangstelling voor ons werk. Moge deze voortschrijdende belangstelling het werk rechtvaardigen en steunen tot in lengte van jaren.
Ir. J.P. Smits, secretaris.