Dubbelzinnigheden
Slechte schoolrapporten voor de paasvakantie zijn een schrikbeeld van de ouders. Zal mijn zoon moeten blijven zitten? Kan mijn dochter nog overgaan als ze die vier voor scheikunde ophaalt? Zouden bijlessen voor Frans nog kunnen helpen? De directeur van de H.B.S. wordt met vragen bestormd... Hij heeft dit al zien aankomen en bij alle rapporten heeft hij een formulier doen uitreiken, waarop o.a. de volgende zin staat.
Indien u naar aanleiding van het uitgereikte rapport een onderhoud wenst, wilt u dan aangehechte strook, ingevuld en ondertekend, uiterlijk 6 mei a.s. door uw kind bij de klassevoogd doen inleveren, teneinde u tijdig het tijdstip te kunnen mededelen, waarop u opgeroepen zult worden.
Ha, tandenknarst een vader, ze geven mijn zoon een onvoldoende maar ze kunnen zelf niet eens foutloos schrijven! En hij stuurt ons het document, voorzien van aantekeningen, als: beknopte bijzin! ‘ingevuld en ondertekend’ slaat op u! ben ik ingevuld? teneinde te kunnen mededelen! wie kan nu mededelen?
Nu maakt de vader wel wat al te voortvarend een vergelijking tussen de onvoldoende van zijn zoon en de vermeende fout in de directorale beknopte bijzin... Als zijn zoon zo'n zin zou kunnen schrijven, was de knaap dan werkelijk rijp geweest voor een onvoldoende..? Maar goed, het antwoord kan kort zijn: ‘ingevuld en ondertekend’ is volkomen in orde, maar het stuk achter ‘teneinde’ geeft géén goede grammaticale aansluiting aan ‘wilt u doen inleveren’.
De bekende regel van de beknopte bijzin zit verscheidene mensen dwars, getuige de vele vragen die wij hierover te beantwoorden krijgen.
‘Wij sturen u de brief teneinde u te kunnen mededelen’.
‘In Engeland verblijvende, hebben wij die schrijver leren kennen’.
Het onderwerp van de persoonsvorm (sturen, hebben) is wij; dit wij is ook het onderwerp dat bij te kunnen mededelen en verblijvende wordt verondersteld. Zijn de onderwerpen niet identiek, dan ontstaat er kortsluiting; beroemd is de zin: nauwelijks drie jaar oud zijnde, leerde opa mij schaatsenrijden.
De regel van de beknopte bijzin is eenvoudig; nochtans ontmoet men vrij vaak een aantal gevallen waarin men zich onzeker gaat voelen. Moeten werkelijk altijd de onderwerpen gelijk zijn? De term beknopte bijzin wordt naar onze smaak te veel toegepast; men scheert met die naam een groot aantal uiteenlopende gevallen over één kam.
Men zou onderscheid moeten maken tussen de verschillende deelwoorden, tussen werkwoordelijk en bijvoeglijk karakter, tussen bedrijvende en lijdende vorm, tussen bijwoordelijke en bijvoeglijke bepaling enz. De volgorde in de zin zal ook van belang blijken te zijn. Wij kunnen uiteraard in ons blad daar niet aan beginnen. De terminologie van onze spraakkunst is bij velen onzer is diepe vergetelheid geraakt... Maar met een handjevol namen kunnen we het in de volgende beschouwing wel wagen (zie ook O.T. juli 1954, waarin behandeld werd ‘ingesloten zenden wij u’).