Monty uitgesneden, naar de vaantjes zijn, het paard ligt elders gebonden, zijn kat zenden. Men kan de betekenis gissen; men vindt ze wel schilderachtig, maar gelooft dat het Nederlands tegen deze gevallen ook opgewassen is.
Bekende woorden met andere betekenis: de kleine was door het bloed niet meer kennelijk; de bediende van de kolenmijnen; de regering Eyskens buiten!; kostelijke onderhoudswerken; ernstige waarborg; tevreden met uw volkswagen in verlof.
Vreemde woorden: De Vlamingen gaan bij de Nederlanders door voor geheide puristen. Het was een verrassing hoeveel bij ons niet gebruikte vreemde woorden in de kranten stonden! Bilan, mijncité's, ferry boat, lokomotrice, prospecteur, matrak, gedesaxeerden, frigo, mazout, daktylo, mouleerders, komiteit, camionetten, efemeriden.
Nederlandse woorden: Naar Vlaamse woorden waar in Nederland vreemde woorden in zwang zijn, werd ijverig gespeurd. De oogst was groot: gevleide overwinning, toegevingen, geplogenheden, eenzelvigheidskaart, teringlijders, uitstalraam, hoofdverdeler, dagklapper, uitbaten.
Andere gevoelswaarde: Een zeer grote groep vormen de woorden die de Nederlander met een andere gevoelswaarde (soms ook tegelijk met andere betekenis) kent: schunnige balletten (= ballets roses, in de Nederlandse pers: onfatsoenlijke balletten), jonge meid gevraagd, brave man verlangt kennismaking voor huwelijk, weerkundig tuig (= Vanguard), krengen, valse tanden, geen visum van doen, valse wichtjes, een erge val doen, een beroerde dag, Prinses Grace heeft het haar in een dot.
Boekentaal: Voor een Nederlander is het ‘stijve’ Vlaams humoristisch: jongeling, het weder, ga met uw hond wandelen opdat hij zich zou kunnen ontlasten, schielijk, derwijze, ten andere, het echtelijk dak verlaten. Dit is voor hem de ironische stijl van Carmiggelt en Bomans.
Gekunstelde omschrijvingen: het wellukken der carnavalviering, kuikenopfok, volle snijdster van manshemden, kielperster, de voerder van een auto, de lof maken van, vaststellingen doen.
Bijwoorden op -lijk: Voor een Nederlands oor zijn ze gewild archaïsch of beogen een humoristisch effect: onderweg werd hij laffelijk aangevallen, bijzonderlijk ging de aandacht uit naar.
Te gewoon, ook wel te banaal: engeltjesmakerij, een handje toesteken, lotsverbetering der zwarten, een beetje overal.
Grappige ontsporingen: Koning Boudewijn en Prinses Beatrijs: nakende verloving tussen beiden maar zij spreken zelden met mekaar; de stakers brulden: gedaan met babbelen!
Typisch Vlaams: Er werd druk gezocht naar pallieteriaanse uitdrukkingen, het resultaat was niet zo groot: leurkaart, een dief geklist, schei uit met zeveren, een poederke, verbrodden. Het meest trof men ze aan in de berichten over de provincie en in de sportverslagen.
Onbekende woorden: Een vrij grote groep vormden de Vlaamse woorden die geheel onbekend waren; ten dele slaan ze op Belgische instellingen (boetstraffelijke rechtbank); zijn vrouw vervoegen, een redder vereremerkt, hoveningen, wegeniswerken, schaverdijnen, de eindmeet.
Gesprekken over het taalgebruik in de Vlaamse radio boden niet veel nieuws. De algemene indruk van de uitspraak van de officiële nieuwslezers was ‘keurig’. De meer gerekte klinkers, de zachte g, de zinsmelodie vond men zelfs mooi. Vrijwel altijd werd daar Radio Hilversum tegenover gezet ‘die de taal geweld aandoet’. Nu is dit een veel verbreide nationale legende en zo is het m.i. begrijpelijk dat de Brusselse nieuwslezer wordt bewonderd. Ik heb zelf menigmaal van Vlamingen een precies omgekeerde voorstelling van zaken gehoord! Sommige klemtoonverschillen (onderwijs, omwenteling) vielen direct op en ze werden meedogenloos fout genoemd.
Veel minder goed kwam de ‘niet-officiële taal’ eraf. Het Vlaams in bonte avonden, quiz-programma's, e.d. maakte de indruk van een wat bijgeschaafd ‘plat’ dialect. Nog meer had men het gevoel dat deze sprekers ‘niet uit hun woorden konden komen’. Hier voelde men zich beter beslagen. Ze kunnen niet met hun taal spelen, was het commentaar, ze kunnen geen briljant, geestig, verkwikkend woordensteekspel opvoeren. Men vermoedde dan ook dat Nederlandse cabaretiers als Hermans, Sonneveld en Kan met hun flitsende spot en milde ironie in Vlaanderen geen succes zouden hebben. Navraag later heeft dit vermoeden overigens bevestigd. De paar personen die een Vlaams televisiespel hadden gezien via Bussum, gaven dezelfde kritiek.
Het is niet eenvoudig een samenvatting te geven van de indruk die het Zuidnederlands taaleigen op het Noordnederlands taalgevoel maakt. De verschijnselen zijn veelzijdig, veelsoortig en de reactie erop is telkens zeer persoonlijk. Geschreven maakt het Vlaams uiteraard niet de indruk een vreemde taal te zijn, waarvan de leek een woordenboek en een spraakkunst als de onmisbare attributen beschouwt. Deze opmerking lijkt vrij onnozel, maar gesproken maakt het Vlaams toch een andere indruk, althans in het normale leven en niet voor de radio dus. Sommigen van mijn ondervraagden die wat meer contacten met Vlamingen in Vlaanderen hadden gehad, gewaagden van een vreemde sensatie: zij hadden het eigenaardige gevoel dat ze tegenover vreemdelingen stonden die zo beleefd waren om voor een ogenblik de taal van hun gast te spreken: fouten werden dan graag vergeven want ‘je bent al blij als ze je verstaan’.
Ik noemde in het begin al de glimlach. Het is de glimlach om de afwijking. In allerlei gesprekken daarover dook telkens het woordje ‘kinderlijk’ op. Ik geloof niet dat daarmee iets kwetsends wordt bedoeld of iets oneervols. Ik heb de indruk gekregen dat de (verplichte) schoollectuur van Gezelle en Streuvels de Nederlander parten spelt. Dat Vlaams vindt hij mooi Vlaams, beeldend, natuurlijk; hij vindt Gezelle niet terug in het moderne Vlaams van krant en radio. Een student in de techniek die het eerst in 1958 tijdens de wereldtentoonstelling in België was geweest, zei mij dit ronduit: ‘Het Vlaams van de Vlaamse schrijvers die ik voor mijn