Technische woorden
In Elseviers weekblad van 23 mei 1959 wijdde J. Veering een uitvoerige beschouwing aan het verzamelwoordenboek dat de C.T.T. heeft uitgegeven (‘Technische Woorden’, HCNN, Den Haag). Hieraan is het volgende ontleend.
Een waarlijk grootscheepse zuivering en ordening van het technische Nederlands is ondernomen door de Centrale Taalcommissie voor de Techniek (C.T.T.); haar werk, dat in een verzamelwoordenboek nu wordt verspreid, vindt in de geschiedenis van onze taal nauwelijks zijn weerga. In 1940 stelde het Koninklijk Instituut van Ingenieurs de C.T.T. in, die als opdracht kreeg ‘het bevorderen van het gebruik van goede Nederlandse woorden voor technische begrippen’. Het werk breidde zich in korte tijd snel uit: meer dan veertig subcommissies voor de verschillende onderdelen van de techniek werden opgericht. Tweehonderd vooraanstaande ingenieurs werkten vrijwillig mee. In bijna tweeduizend vergaderingen werden de woorden uitgezocht die voor ‘zuivering’ in aanmerking kwamen, werden de voorstellen ter verbetering gewikt en gewogen. Het reusachtige werk werd ondersteund door verschillende instanties en verenigingen. Voor de geschiedenis van de C.T.T. zijn drie mannen van onschatbare betekenis: de voorzitter, de Delftse hoogleraar prof. W.F.J.M. Krul, de secretaris dr. ir. A.W.J. Mayer, documentatiedeskundige van de B.P.M. en de redacteur van het Woordenboek der Nederlandse Taal, dr. H.E. Buiskool.
De C.T.T. volgde bij haar publikaties de werkwijze van de normalisatiecommissies; het secretariaat was trouwens ondergebracht bij het centraal Normalisatiebureau. De woordenlijsten werden, na de groepscommissies te zijn gepasseerd, in de vorm van ontwerpen uitgegeven. Na de ontvangst van deskundige kritiek en na de bespreking daarvan in nieuwe vergaderingen volgde de publikatie van de definitieve normbladen. Zo verschenen successievelijk 46 normbladen in de vorm van boekjes, variërend van enkele bladzijden tot vele tientallen. In 1955 waren ruim 10.000 woorden behandeld en het resultaat kon in een plechtige zitting aan het Koninklijk Instituut van Ingenieurs worden aangeboden.
De lijsten bevatten drie kolommen. In de eerste zijn de bekende woorden opgenomen. De tweede geeft de aanbevolen woorden; uit die kolom blijkt overigens dat oorspronkelijk ‘verdachte’ woorden vaak konden worden gehandhaafd. De derde kolom biedt een, soms uitvoerige, technische en taalkundige toelichting. Twee korte voorbeelden:
Rootcutter - wortelsnijder: achter een trekker bevestigd, ongeveer horizontaal mes voor het doorsnijden van wortels. Hittebestendig - hittevast, bestand tegen hitte: tenzij ze zich nauw aansluiten bij overgeleverde formaties, maakt het Nederlands, afgezien van bepaalde gevallen, in het algemeen ongaarne nieuwe samenstellingen waarin een substantivisch eerste lid dienst doet als bijwoordelijke bepaling. Ook hittebestandig is dus in strijd met goede Nederlandse structuur. Samenstellingen met bestendig zijn geheel en al germanismen. Ned. ‘bestendig’ wordt in dit verband niet gebruikt.
Het is een misverstand te denken dat de C.T.T. voorschrijft. Zij heeft geen ordenende bevoegdheid in nomenclatuurkwesties; zij geeft aanbevelingen. De normalisatiecommissies in de techniek bakenen de begrippen af en ijken de woorden. In moeilijke twijfelgevallen, vooral als het nieuwe woorden betreft, zal men graag de normen van de C.T.T. toepassen om uit de impasse te geraken: men moet nu eenmaal in de keuze tussen goed - minder goed - fout een houvast hebben. Technische terminologie is exact en kan zich niet veroorloven met stilistische fijnheden of geraffineerde synoniemen te spelen. Er bestaat nog een tweede misverstand: buitenstaanders denken wel eens dat de C.T.T. zich op een eng nationalistisch, puristisch standpunt plaatst: weg met alle vreemde woorden! weg met alle Duitsklinkende of met Duits-besmette woorden! Het lijkt haast overbodig te zeggen dat de nuchtere werkelijkheidszin van de ingenieur en de aanwezigheid van een taalkundige ervoor borg stonden dat dit standpunt niet werd gekozen. Nauwkeurig hebben de commissies afgewogen in welke gevallen vreemde woorden internationaal ingeburgerd waren; zij erkennen trouwens dat in de toepassing van on-Nederlandse wijzen van woordvorming veel grotere gevaren schuilen dan in het gebruik van vreemde woorden. Men vindt dan ook meermalen in de lijsten de toelichting: ‘vervanging door een min of meer gebrekkige Nederlandse benaming verdient geen aanbeveling’. Dat neemt niet weg dat er genoeg gevallen zijn waarin de commissie een vreemd woord heeft vertaald, hetzij onder gelijktijdige afkeuring van het vreemde, dan wel onder vermelding dat het Nederlandse woord de voorkeur verdient boven het vreemde. Bij afkeuring komt de uitspraak: ‘Aan het uitheemse woord bestaat geen behoefte’.
Het aanschaffen van de boekjes van de C.T.T. stuitte dikwijls op financiële bezwaren. De lijst ‘Algemene Woorden’ is voor elke technicus bruikbaar, maar wat moet een civiel-ingenieur met de lijst ‘Elektrische verbindingstechniek’ doen? De lijsten waren wel afzonderlijk verkrijgbaar, maar het gemis aan een samenvattend woordenboek bleef bestaan. Dit is nu op het einde van 1958 verschenen. De toelichtingen zijn komen te vervallen: wie die wenst te weten, kan altijd nog het boekje voor zijn speciale vakgebied kopen. Door verschil in lettertypes is aangegeven welke woorden zijn behandeld, goedgekeurd en afgekeurd. Een overzichtelijke inleiding noemt de principes volgens welke is gewerkt.
Het verzamelwoordenboek is samengesteld door dr. A.W.J. Mayer en is uitgegeven met steun van het Ministerie van O., K. en W. in Nederland en het Ministerie van Openbaar Onderwijs in België. Ook in de kringen van de Vlaamse ingenieurs wordt de noodzaak van een geordende terminologie sterk gevoeld; eenheid met Nederland is in dit verband een strikte eis.
Nu komt de derde fase van de C.T.T. Haar werk moet verbreid worden. Het is dringend nodig dat de industrie en het technische onderwijs zich aan haar aanbeveling houden.