Onze Taal op de Wereldtentoonstelling
Er is op de Wereldtentoonstelling in Brussel veel te zien. Niet alleen de moderne paleizen waarin de nieuwste veroveringen van wetenschap en techniek en de heerlijkste voortbrengselen van de veelzijdige beschaving van tientallen volkeren worden uitgestald op een vindingrijke, de toeschouwers telkens weer tot bewondering dwingende manier, maar ook en vooral.. mensen. Honderdduizenden mensen die over de brede lanen drentelen, paviljoen in en paviljoen uit slenteren, vol heilig ontzag staren naar de raadselachtige bouwsels in het groot en in het klein, verzadigd naar de geest maar dorstig naar het lichaam neerzijgen op de banken en stoelen, zich het zweet van het voorhoofd wissen en, als de loomheid van rug en lendenen is overwonnen, zich weer in beweging zetten om een nieuwe aanval te wagen op wat de wereld van negentienhonderd achtenvijftig aan verbijsterends te bieden heeft.
Er is daar ook veel te horen. Alle talen van West-Europa klinken rondom u: het ratelende Frans, het droge Engels, het soepele Italiaans, het sissende Duits, maar géén taal hoort u zoveel en in zulke bonte afwisseling om u heen als het Nederlands. Een stalenkaart van dialecten: het Zeeuws en Westvlaams, het Achterhoeks en het Gronings, het Antwerps en het Zuidbrabants: daartussendoor ons aller moerstaal, het Nederlandse Nederlands. Als er een statistiek gemaakt zou kunnen worden van de bezoekers naar hun taal gegroepeerd, dan zou blijken dat het hoogste percentage in een of andere vorm Nederlands spreekt.
Dit was gemakkelijk te voorspellen, gezien de ligging van Brussel, maar is er ook voldoende rekening mee gehouden? Worden wij in onze taal, een van de twee talen van België, te woord gestaan en krijgen wij haar op die tienduizenden tentoonstellingsopschriften te lezen? Het antwoord daarop is niet een volmondig ja. Laten wij de taaltoestand in Brussel voor wat hij is. Steekproeven, door verschillende personen ondernomen, hebben doen blijken dat de bekoorlijke, behulpzame ‘hostesses’ en de onverstoorbaar gemoedelijke suppoosten lang niet allen onze taal kunnen spreken. Het kan u overkomen dat u, met een ontwapenende hartelijkheid overigens, geantwoord wordt in het... Duits: Bitte, gehen Sie gerade aus und dann nach links..
De opschriften op de tentoonstelling - ze zijn ontelbaar en na enige uren sjouwens bent u volslagen ‘doof’ voor alle letters - zijn een studie op zichzelf waard. Voorop sta: alle eer aan het ontvangende land dat met strikte tweetaligheid in officiële en onofficiële letters zijn gasten ontvangt. De andere landen vertonen in hun teksten geen eenstemmigheid. Er zijn er die nonchalant of hoogmoedig of zelfbewust alleen hun eigen taal voorschotelen aan de drommen. Argentinië met zijn Spaans. Van Frankrijk, ondanks zijn spreekwoordelijke beleefdheid tegenover gasten, kan men evenmin anders verwachten. Andere doen hun best om Frans èn Nederlands te geven; sommige zelfs met letters van gelijke grootte: Amerika, Engeland, Duitsland, Zwitserland, het Vaticaan, de Protestantse kerken. Op de spelfoutslakken mag men in zo'n grote dierentuin geen hatelijk zout leggen. De gebeurlijke rariteiten als ‘help aan den gang voor jonge bomen’ of ‘boeren aan zondag’ worden u met het origineel wel duidelijk: ‘giving young trees a start in life’, ‘Bauern am Sonntag’. In veel buitenlandse paviljoenen echter overweegt het Frans. Hier en daar, volstrekt systeemloos, is een stukje in het Nederlands vertaald, als toevallige extra-dienst aan die paar drentelaars die geen Frans verstaan: met een kleine letter zijn ze al best tevreden.
We vinden het jammer dat het Nederlands toch niet de plaats op de Wereldtentoonstelling heeft gekregen waarop het krachtens zijn positie in België recht zou hebben. Jammer ook voor het aanzien dat het Neder-