Het genootschap
Op zaterdag 26 april hield ons Genootschap zijn jaarvergadering in Den Haag. De bijeenkomst was druk bezocht. De voorzitter gaf een kort overzicht van het voor Onze Taal zo belangrijke jaar 1957. In dat jaar immers is het bureau gesticht. Veel werk dat voorheen in de avonduren door vrijwilligers moest worden verricht, kan nu door het bureau gedaan worden, op een doelmatige en aan onze tijd aangepaste wijze.
Kringen die wij vroeger nauwelijks konden bereiken, worden nu in een uitgebreide propagandaactie opgenomen. De resultaten van de eerste maanden zijn bevredigend. Ruim 700 leden zijn op die manier reeds geworven. Op 4 oktober van dit jaar zal, evenals drie jaar geleden, een groot congres over een actueel taalvraagstuk worden gehouden.
De secretaris en de penningmeester lazen daarna hun jaarverslagen voor. Zoals het in de jaarvergaderingen langzaamaan gebruik is geworden, hield de redacteur een voordracht over een taalkundig onderwerp. Deze keer over ‘vreemde woorden in het Nederlands’.
De aanwezigen gingen tijdens een langdurige en belangrijke discussie op zijn stellingen in.
Wij hebben gemeend deze maand de voornaamste gedeelten uit deze voordracht te moeten opnemen. Het nummer is daardoor uitgebreider geworden dan anders, maar zo kunnen ook de leden die niet op de jaarvergadering aanwezig konden zijn, kennis nemen van het onderwerp dat ter gedachtenwisseling was aangeboden. Mensen die het werk van het Genootschap maar oppervlakkig kennen, verwijten ons wel eens dat wij alle vreemde woorden willen uitbannen. Een vreemd en onverdiend verwijt! Vreemde woorden betekenen menigmaal een verrijking van de eigen taal. Zou men door een of andere, eigenlijk onvoorstelbare kunstgreep in staat zijn, de vreemde woorden te verwijderen, dan zou men tot de ontstellende ontdekking komen dat de mogelijkheid om onze gedachten in taalvormen onderdak te geven, aanzienlijk was verkleind.
Het feit dat de taal leeft en, met de taalgebruikers en de wereld waarin zij leven, aan verandering onderhevig is, moet richting geven aan ons werk. Woorden die een halve eeuw geleden als onbeschaafd en aanstellerig werden gevoeld, zijn nu gemeengoed geworden. Andere zijn totaal vergeten. Smaak, beschaving en gevoel voor schakering moeten de weg wijzen.
Meer en meer ziet men, ook in andere landen, hoe aandacht wordt besteed aan de verzorging van het instrument van de geest: de moedertaal. In onze veeleisende tijd is een vaardig taalgebruik een noodzaak geworden.
Moge ons Genootschap erin slagen, alle Nederlands sprekenden in dit streven behulpzaam te zijn.