Fouderen.
(Ir. M.) Er dreigt weer een nieuw werkwoord in omloop te geraken: ‘fouderen’. Tot voor kort hoorde je dat wel gebruiken door minder ontwikkelden, maar tegenwoordig duikt het op bij meer beschaafde lieden; en dat lijkt me wel een bedenkelijk verschijnsel. Het is een woord van ongeveer hetzelfde kaliber als ‘attenderen’, waarover mèt mij al anderen in dit blad zijn gevallen.
Ik geloof, dat we dergelijke misbaksels niet kunnen (en zéker niet mógen) verklaren met te wijzen op woorden als ‘frauderen’, ‘arquebuseren’, ‘ponjarderen’ enz. In de eerste plaats zijn dit al geen fraaie vormen in onze taal, vormen, die we zéker niet als voorbeeld zouden moeten nemen, maar bovendien zijn ‘frauder’, ‘arquebuser’, ‘poignarder’ tenminste nog bestaande Franse woorden, wat we noch van ‘fauder’, noch van ‘attender’ kunnen zeggen (want met ‘attendre’ heeft ‘attenderen’ niet te maken).
En wat ‘fouderen’ (of moest ik schrijven: ‘fauderen’?) betreft, naar mijn overtuiging is dit onstaan als verbastering van ‘frauderen’ of verwarring daarmee.
Hoe het zij, het ene woord is niet veel beter dan het andere en geen van beide behoren ze, dunkt mij, aan de mond van een beschaafd Nederlander te ontsnappen.