Hilversum
Het artikel ‘Hilversum’ in het vorige nummer was als een antwoord bedoeld op de vele vormen van kritiek op het taalgebruik in de radio. Helaas, moeten we erbij zeggen, is de kritiek meestal te algemeen: een kleine verspreking, een foute uitspraak van een enkel woord, mogen ons niet tot de conclusie brengen dat ‘de radio alles verknoeit’. Wij hebben ons ook tegen deze onwaardige zienswijze verzet en een aantal punten genoemd waarop men in het taalgebruik voor de radio dient te letten. Tot onze vreugde ontvingen wij van de AVRO een vouwblaadje ‘Wenken voor Sprekers’ dat aan elk radiospreker vóór zijn microfoonrepetitie wordt uitgereikt. Onze vage veronderstelling ‘dat er achter de schermen aan het probleem gedokterd wordt’, is juist gebleken. Ten gerieve van onze lezers nemen wij daaruit een vijftal voorname raadgevingen over.
1. Bereid uw causerie terdege voor, het is zeker alle moeite waard. Schrijf voor de radio geen artikel, maar leg vast hoe u het ‘de ander’ wil zeggen. Met andere woorden: spreek geen schrijftaal, maar schrijf spreektaal. Formuleer uw gedachten in korte zinnen, eenvoudig, direct, concreet, doordacht. Bondigheid bij het taalgebruik is een dwingende eis voor een gesproken uitzending. Wijdlopigheid irriteert. Zeg alleen wat strikt gezegd moet worden, vat uw bedoelingen samen in een sprekend beeld, in een pittige uitspraak. De korte zendtijd, die aan het gesproken woord wordt toebedeeld, kan heilzaam werken voor het effect van de causerie. De spreker wordt er door gedwongen zich tot kernen te bepalen. Wanneer die korte zendtijd gebruikt wordt voor het zeggen van leegheden, dan wordt de uitzending waardeloos. De radio kan een voorbeeld zijn voor de spraakmakende gemeente, wanneer zij de klaarste eenvoud van zegging in acht neemt en zich van alle overtolligheid bevrijdt. Overtolligheid immers is een eigenschap waaraan zich de menigte van nature bezondigt. Streef naar de korte volzin, waarin ieder woord weegt en die toch terstond voor ieder begrijpelijk is.
Een voorbeeld van een voor de radio te ingewikkelde zin is: ‘De jeugd, die de nieuwe tijd niet meebeleeft, maar maakt, wil, wanneer wij eenmaal hun vertrouwen gewonnen hebben, ons, als we achter zijn, wel uit de sleur trekken’. Vermijd woorden als ‘echter’, ‘thans’, ‘reeds’, ‘indien’, enz. Het betrekkelijk voornaamwoord ‘welke’ in zinnen als ‘de zaak, welke...’ kunt u altijd vervangen door ‘die’.
2. Vereenzelvig uw luisterpubliek vooral niet met een kring van collega's en deskundigen. Het zijn juist vaak de ondeskundigen, die naar u luisteren en die willen begrijpen wat u zegt. Gebruik niet onnodig vreemde woorden of al te abstracte beelden. Eenvoud is het kenmerk van het klare.
3. Wanneer u uw tekst op schrift hebt gesteld - niet ‘geschreven’ - oefen u dan deze tekst te spreken in plaats van te lezen. Al uw moeite voor een levensecht betoog zou anders tenslotte nog tot een averechts resultaat kunnen leiden.
4. Spreek met de grootste ongedwongenheid. Een te nadrukkelijke verzorging van elke lettergreep leidt evenzeer tot mislukking als een ineenvloeiing van woorden, die niet worden verstaan. Geaffecteerd spreken is even verwerpelijk als vulgair spreken. Sla niet een te gemeenzame toon aan. Uw opzet zal gehoord en veroordeeld worden. Plaats u echter ook weer niet boven uw toehoorders. De afstand tussen u en hen wordt dan onoverbrugbaar.
5. Zorg, dat u zo vertrouwd bent met de tekst, dat elke toch nog gemaakte vergissing als een natuurlijke verspreking klinkt en niet als een hinderlijk verkeerd lezen.