Nu, noe en nou
De meeste uu's en ui's in het Nederlands zijn vroeger oè geweest: nu had dus een oe-klank en huis, muis, buiten eveneens. Trouwens: de meeste oostelijke dialekten zeggen vandaag nog altijd noe, hoes, moes, boete(n) enz. Die hebben de oude klank dus bewaard.
In het zuidwesten (Zeeland en West-Vlaanderen) wordt hier een uu gezegd in uus, muus, buutn. Bij nu zegt Zeeland noe en West-Vlaanderen nu. Brabant en Holland zeggen nou.
Wat doet het Nederlands? Let wel: er zijn twee woorden nou. Er is een tussenwerpsel: daar gebruiken we nooit nu. Niemand zegt: nu, dat werd tijd. Wel vinden we dat een enkele keer geschreven.
Maar het bijwoord nou heeft een vorm nu naast zich. De laatste vinden we een tikje fijner, beschaafder of aanstelleriger, net zoals u wilt. Maar we zijn het erover eens dat hij boven nou verheven is.
Dat zit hem niet in de klank ou, zoals u misschien wel denkt. Misschien vindt u hem afschuwelijk lelijk; u zult dan de Italiaanse au nog erger vinden, want die wordt nog gapender uitgesproken dan de Nederlandse.
In Limburg bijv. wordt noe gebruikt, zeiden we zoëven. Maar dat is niet helemaal juist, want voor het tussenwerpsel is noe onbekend; dat is uitsluitend nou, zoals in het Nederlands. We concluderen daaruit dat dit nou in het Limburgs een leenwoord uit het Nederlands is.
De Nederlandse dialekten in België kennen wel het bijwoord nou, maar niet het tussenwerpsel. Daarvoor gebruiken ze vrijwel allemaal ewel, een leenwoord, letterlijk vertaald uit het Frans: eh bien. Natuurlijk zullen de Vlamingen wel nou gebruiken als ze Nederlands spreken, al klinkt dat sommigen nog wat ‘aanstellerig’ in de oren.