Kort en bondig
‘De eerste ambassadesecretaris zal scheepsgewijs Tokio waarts vertrekken’, aldus Economische Voorlichting. Sommige ambtenaarlijke kringen drijven onze taal pengewijs Hongaarswaarts. In enige Oeral-Altaïsche talen bestaan geen voorzetsels. Men zie hierover ons meesterlijk artikel in O.T. juni 1957. □ ‘Ontleend uit’ moet zijn ‘ontleend aan’. Wij hebben het v. E. gezegd. Hij is toen met een rood hoofd de deur uitgerend en sindsdien hebben wij hem niet meer gezien. □ Wie verlost ons van ‘discrepantie’? Wij kennen een schoolhoofd dat herhaaldelijk zegt: ‘er paraisseert een discrepantie op dit rapport’. Tja, een geprononceerde discrepantie, je crois. □ ‘Met terugzicht op..’ deed ons denken aan ‘Hinsicht’. Een leraar Duits vestigt onze aandacht op ‘met Rücksicht auf’. Hij weet uit ervaring dat leerlingen hiermede moeite hebben. □ Nee, nee, nee ‘vorig’ is heel behoorlijk Nederlands. Nu niet gaan scherp slijpen en zeggen dat ‘vorige week’ Duits is en ‘verleden week’ Nederlands. □ Die v. E. uit oktober is vast niet in de Sinterklaaswinkels geweest; anders had hij niet zo boudweg beweert dat we over het hoogtepunt van de anglofilie heen zijn. Heel mooi vonden we in de betere penshop een Nederlandse vinding, genaamd magictube. Bij de hints stond dat je ermee kunt raderen. □ ‘Kopschuw’ hebben wij voor mensen gebruikt en het is, zegt iemand, een Duits woord voor paarden. □ Bestaat in onze taal het woord ‘vanuit’? Zolang er nog woordenboeken zijn in dit land, zal er recht gesproken worden. Koenen: ja. Van Dale: ja. Weynen: ja. Van Haeringen: nee. De Woordenlijst: nee. Wat nu? □
‘Gemak vaart niet’, een aardige Brabantse uitdrukking voor ‘gemak doet niet verlangen naar het voorafgaande ongemak’. □ Ondertussen in het woordenboek der woordenboeken gebladerd: daarin bestaat ‘vanuit’ wel, zelfs in een citaat uit Vondel. □ ‘Ruiter en paard vielen in de stroom, beiden (of beide?) verdronken.’ Wij hebben eertijds niet geaarzeld deze n-regel ongelukkig te noemen. Moet daar nu een n of niet? We weten het niet meer. □ Tegen ‘ontsparen’ hebben we geen bezwaar. Het zit keurig in elkaar met dat tegenstellende ont gelijk in dekken - ontdekken. Klinkt het u nochtans vreemd in de oren, bedenk dan dat het nooit voor een loket klinkt - ‘ik wilde een tientje ontsparen’ - maar dat het alleen op papier een bestaan leidt. □ Er zijn, naar men zegt, in ons land meer vrouwen dan mannen. Het zou onhoffelijk en onwaar zijn, te beweren dat er genoeg zijn. Te veel zijn er evenwel in de kranten: de Haagse toren, welker restauratie - de S.E.R. in haar bestaansperiode - het comité geeft haar zegen - de totstandkoming der IJ-tunnel - de waardevermindering der gulden - de bond van smeden-patroons hield haar congres. □ Een mooie denkfout in: de nadelen wegen wel op tegen het essentiële belang. Moet zijn: het essentiële belang weegt niet op tegen de nadelen. □ Bij dat ‘essentieel’ even extra nadenken. Het is zo'n dik woord dat het goed doet in een woord voor de vuist weg tot meneer de voorzitter, maar dat in een geschreven tekst slechts dan past als er naast iets echt wezenlijks ook iets echt bijkomstigs aan de hand is. □ De vorige zin met zijn 43 woorden hoort, volgens de heer Rudolf Flesch, thuis bij de categorie zeer moeilijk (als die zin de gemiddelde lengte van het hele artikel zou
vertegenwoordigen). Maar 88,3% bestaat uit eenlettergrepige woorden en dat maakt de zaak anders. □ Nieuwe cliché's: gesprek, gespreksgroep, gespreksavond, gespreksontmoeting(!). □ Ander nieuw cliché, heel wetenschappelijk: de concrete situatie. □ Nog een ander cliché, semi-wetenschappelijk: de huidige problematiek van de concrete conflictsituatie. □ Strikt genomen deugt ‘voorgenomen’ in ‘voorgenomen huwelijk’ niet, want het werkwoord ‘zich voornemen’ is onovergankelijk. Het is dus zaak hier niets strikt te nemen en ‘voorgenomen’ te beschouwen als een geijkt bijvoeglijk naamwoord voor ‘waartoe het voornemen bestaat’. □ Conditie, traditie, enz. uitspreken met ts of met s? Wij zijn zwakjes van mening dat de s-uitspraak wat meer Nederlands is en dat de ts-uitspraak Duitse invloed is. □ ‘U zijt’ is ons wat al te plechtig: gij zijt of u bent. Desnoods: u is, als u dat mooier vindt. □ Men wijst niet ‘op iets’ maar ‘naar iets’. Men kan dat echter niet zo stevig meer staande houden. ‘Wijzen op’, hoe afgezaagd de uitdrukking ook is, heeft zich meer gespecialiseerd in figuurlijke betekenis, dus: de aandacht vestigen op, terwijl ‘wijzen naar’ nog echt met de wijsvinger gebeurt. □ In het proefschrift van Jacob Israël de Haan staan uitvoerige beschouwingen over ‘toerekeningsvatbaar’. Zijn conclusie is dezelfde als die van ons. □ Op Belgische artsenbriefjes leest men consultaties, raadplegingen of spreekuren. In Nederland gebruikt men alleen spreekuur, ook al duurt dit meer of minder dan zestig minuten. Zij ontvangen ons ook niet op afspraak maar volgens afspraak. Wij veronderstellen dat op afspraak een vertaling is van sur rendez-vous. □ En we sluiten voor 1957 dit gekrabbel met twee fraaie
zinnen: De arbeider moet controleren of de juiste maten kloppen. Hier worden voornamelijk, op uitzonderingen na, onderdelen gemaakt. □ Dat was het. Tenslotte het laatste einde. Uiteindelijk.
De Penningmeester verzoekt leden en lezers hun bijdrage over 1958 zo spoedig mogelijk over te schrijven op de postgirorekening van de Administratie van Onze Taal nr. 529740.