Tussen die elve entier zomme
(Dr. P.) Het artikel uit het oktober-nummer ‘Défense de parler flamand’, zal veel lezers net als mij aan onze onsterfelijke Reinaart hebben laten denken, waaruit ik in de titel een vers aangehaald heb. De Elve dat is natuurlijk de oude Nederlandse naam voor de Elbe en de Zomme is de bekende Franse rivier die de grens vormt van Vlaanderen, de oude grens dus van het Nederlandse cultuurgebied.
Als u de kaart van Noord-Frankrijk bekijkt, dan ziet u dat de sporen van dat Nederlands nog in massa te vinden zijn; als u ooit met de auto door dat gebied gereden bent, dan zal hetzelfde u opgevallen zijn. Het is nl. een zeer treffende ervaring voor elke Nederlands-sprekende om de ontelbare Nederlandse plaatsnamen in dat gebied te zien: Rodelingem, Barbingem, Leulingem, Wakkingem, Hesmond, Berk, Grevelingen, Willeman, Ham enz. enz. Als u er Franse ziet, dan kunt u ervan op aan dat die voor het grootste deel ook echt-Nederlands zijn, maar door de Fransen zijn verbasterd: Roubaix is in werkelijkheid Robeke (‘de rode beek’ dus), Hesdin is een vervorming van Heusden (ja, Heusden!), en Fauquembergues is Valkenberg. Grote stukken van Noord-Frankrijk zijn dus in de loop van de eeuwen verfranst, maar dat heeft het volkskarakter van de mensen niet veranderd. Geen wonder dus dat we ons met die mensen zo sterk verwant voelen. Geen wonder ook dat we in sommige Noordfranse steden soms 60 tot 70% Nederlandse namen aantreffen, ofschoon de bevolking er alleen Frans spreekt. Ik denk aan Sint-Omaars, aan Duinkerken. U kent de ‘Franse’ componist Olivier Messiaen. Het is een Frans-Vlaming uit Linzele. De dirigenten André Cluytens en Maurice v.d. Walle, andere musici als Inghelbrecht en Luypaerts, de pianiste Aline van Barentzen, verder de schrijver Maxence v.d. Meersch, het zijn allemaal Frans-Vlamingen.
Er zijn Fransen daar in het noorden, die zich de moeite gegeven hebben om helemaal door zelfstudie Nederlands te leren spreken; ik ken er persoonlijk. Het is ontroerend te horen met hoeveel inspanning ze zich in onze taal uitdrukken. Ze hebben de weg terug gevonden, ze kunnen de oude monumenten van de geschiedenis van hun streek weer lezen; ze spreken opnieuw de taal van hun voorouders.
Tot dusver heb ik gesproken over het zuiden van het Franse Vlaanderen: het gedeelte dat in hoofdzaak Franstalig is. Maar benoorden de lijn Duinkerken, Klein-Sinten, Kapellebroek, Klommeres, Steenbeke, Berkijn, Belle, Belgische grens ligt het Nederlandstalige deel. Hier is het dialect van de mensen puur Nederlands: een soort Zeeuws. Ze zeggen held voor geld, uus voor huis en kiekng voor kijken. Het is een prachtig en heel welluidend dialect: het zelfde trouwens als dat van Guido Gezelle. Het heeft veel plastische en schilderachtige uitdrukkingen bewaard. De oude Nederlandse namen van maanden (Louwmaand, Sprokkelmaand enz.) heb ik altijd versleten voor dwaze uitingen van almanak-purisme. Maar ik heb me vergist: hier in Frans-Vlaanderen leven ze in de dialecten nog voort.
Maar algemeen beschaafd Nederlands verstaan de meeste Fransvlamingen niet. En geen wonder: ze hebben geen Nederlands onderwijs op school gehad. Als de Marseillenaars en de Luikenaars op school geen Frans leerden, dan zouden ze er evenmin een woord van verstaan.
Stel u voor: daar komen de kleine kinderen voor het eerst op de grote school: in Koudekerke, in Hondschote, in Steenbeke en waar u maar wilt in Frans-Vlaanderen. Ze spreken alleen hun dialect en de meester begint een verhaal in het Frans. Hij verstáát hun dialect zelfs niet, want de Franse regering benoemt hier opzettelijk uitsluitend onderwijzers uit andere provincies van Frankrijk. Ze mòchten zich in de klas eens een woordje Nederlands laten ontvallen.
En dat duurt zo uren, dagen en weken aan een stuk. Op de lange duur begint het een beetje te schemeren voor de kinderen. En dan moeten ze alle schooljaren door alle vakken in het Frans leren. Vooral Friese lezers zullen begrijpen wat dit betekent.
De UNESCO noemt deze manier van doen heel terecht génocide (doden van een groep). Ze verbiedt het heel formeel in een overeenkomst die ook de Fransen ondertekend hebben. Artikel III zegt dat onder génocide o.a. verstaan wordt: ‘alle daden met voorbedachten rade begaan met de bedoeling om de taal of de cultuur van een nationale of raciale groep te vernietigen, zoals het verbod om de taal van de groep op de scholen te gebruiken’. Me dunkt: duidelijker kan het niet.
Ik moet met heel veel nadruk zeggen: dit is de houding van de Franse regering. De individuele Fransen die ik gesproken heb staan beslist niet vijandig tegenover de Nederlandse cultuur; eerder sympathiek. Ze ontvangen je met warme gastvrijheid, met een buitengewone hartelijkheid en een zeldzame wellevendheid. We moeten aannemen dat ze met ons aan hun regering zullen vragen om meer edelmoedigheid als ze beginnen te begrijpen wat er zich in Frans-Vlaanderen afspeelt.