U vraagt
of wij ‘tenzij’ in ‘tenware’ veranderen als het werkwoord in de verleden tijd staat: hij zou uitgaan tenware je kwam. Nee, dat doen wij niet. ‘Tenzij’ is voor ons al moeilijk genoeg en dat ‘zij’ oorspronkelijk een werkwoordsvorm is, hoeft de gebruiker ervan niet te weten. Ons Nederlands luidt: hij ging uit tenzij jij zou komen. □ ‘Zij zijn financieel niet in staat hun studie te betalen’. Het is droevig. Op welke -iële wijze zij dan wel kunnen betalen, staat er helaas niet bij. □ Londens voorsteden krijgen een ruraler karakter. Een goede oefening voor de urbane brouwers van de r. □ Iets gelezen over gesponsorde programma's en daaruit afgeleid dat wij een werkwoord sponsorren bezitten. □ Geen bezwaar tegen ‘gerijsttafeld’, wilt u soms ‘rijstgetafeld’? Evenmin bezwaar tegen ‘gevolksdanst’, hoewel wij dit vreemd vinden, maar wij volksdansen ook veel minder dan wij rijsttafelen. In onze jeugd hebben wij wel gevolksdanst ofschoon meer gefiguurzaagd. □ Het geslacht van ‘appelmoes’ brengt ons in de war. ‘Het moes’, dat staat vast, maar onze Woordenlijst geeft bij appelmoes op o. en v. (m.). Alle drie dus. Toch zeggen wij alleen maar de appelmoes. Hier en daar zit zo'n onregelmatigheidje om ons nederig te houden: de blik van de ogen wordt het ogenblik, en het sap van de bessen wordt de bessensap, zoals het sop van de zeep de zeepsop wordt. □ Wat de e moet in zegge en schrijve? Vroeger was de uitgang van de eerste persoon enkelvoud -e. Hij komt nu nog voor in enkele folkloristische uitdrukkingen zonder onderwerp als de door u genoemde en de door ons ook nog gekende ‘verzoeke’. Deftig is het einde van een brief: Verblijve
hiermede uw trouwe N. □ ‘Door en door op de hoogte zijn van iets’, gewaagde beeldspraak, genoeg is: doorkneed zijn in.