Een fitmaat
(Ir. C.v.M.) Geeft u de volgende vraag eens aan onze lezers door. En dat, ondanks het feit dat u de vertaling door de houtimporteurs van de uitdrukkingen ‘so many inches and up’ door ‘zoveel duim en op’ niet voelde als een ...isme. En ook, ondanks het feit, dat de vraag (die nog steeds moet komen) al wederom is ontstaan in de boezem van normalisatie-commissie T1 (Keuringsvoorschriften voor hout). Hier komt dan de uiteenzetting van het probleem.
Boomstammen worden gemeten met een schuifmaat, die bestaat uit een lat met verdeling in cm of inches, en twee dwarslatten loodrecht er op (een vaste aan het eind en een verschuifbare). De Engelsen noemen dit toestel ‘a fit’ (met de heerlijke taalflodderigheid, die aan het technisch Engels eigen is). Nu zijn die Hollandse houthandelaren dit toestel, dat feitelijk ‘boompasser’ heet, ook maar ‘de fit’ gaan noemen, want dat is korter. En commissie T1 wil nu gaan spreken over de ‘fitmaat’, dat is ‘de maat die met de fit is opgemeten’. Mijn nekharen rezen te berge, en ik zei: ‘dit is een bastaardwoord’. Het antwoord was: ‘Maar het zegt kort en duidelijk wat ermee wordt bedoeld. Weet u soms een goed kort en duidelijk Nederlands woord hiervoor?’ U? Of zou u de term aanvaarden als zijnde ingeburgerd bij plm. 1000 Nederlanders? En findt u dat ik.. fit?