Onze Taal. Jaargang 26
(1957)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |||||||||||||
[Nummer 7-8] | |||||||||||||
Botsingen in het taalgebruikOf men daar nu zin in heeft of niet, of men het meent of niet, men moet nu eenmaal van tijd tot tijd voor een of andere wandaad zijn verontschuldiging aanbieden. Een hard gesproken woord met een onaangename betekenis is zo'n aanleiding. Iedereen heeft wel eens de situatie beleefd dat hij vol deemoed moest stamelen: het spijt me dat ik het gezegd heb, maar ik heb het niet zo bedoeld. De schooljongen die door de leermeester ten onrechte van oneerlijkheid wordt beschuldigd, ontkent hevig, maar het baat hem niet. Een woordenstrijd barst los, ten slotte roept de getergde knaap uit: vuile leugenaar! Hier helpt geen lievemoederen meer, hier moet als de gemoederen wat bedaard zijn, een verontschuldiging worden aangeboden. Zo wil het de tucht, zo is het leven. De jongen stamelt iets over zijn bedoeling en de triomferende leermeester verwijt hem: je hebt het misschien niet zo bedoeld, maar je hebt het dan toch maar gezegd! Lang niet altijd loopt zo'n incident zonder gevaarlijke gevolgen af. Verlovingen, huwelijken komen in een hachelijke crisistoestand. De ene partij moet in nederigheid schuld bekennen, de andere partij moet zo edelmoedig zijn vrede te sluiten zonder erbij het lesje te geven dat de scholier in ontvangst moet nemen. In diplomatiek verkeer is het de gewoonte nette nota's te wisselen die soms een onnette bedoeling hebben. Daar is de moeilijkheid net andersom. Voeg daar nog bij de last die de vertaler heeft met de gevoelswaarde en de betekenis, en u weet hoe gemakkelijk bij deze notawisseling de vertaling van de bedoeling van de bedoeling de oorzaak kan zijn van een geschil waarbij nederigheid en edelmoedigheid ongebruikelijke begrippen zijn. Na de oorlog bestelden de Duitsers voor hun brood bij de Engelsen Weizen (tarwe). De Engelsen vertaalden het met corn en gaven de bestelling door aan de Amerikanen. Nu betekent in Amerika corn.. mais. Het gevolg was dat er in Duitsland een tijdlang maisbrood gegeten moest worden. Luguber, ongeloofwaardig maar tekenend is het verhaal van Readers Digest in juli 1953. In een antwoord op het Amerikaanse ultimatum in 1945 gebruikten de Japanners het woord ‘mokusatsu’. Het betekent zowel ‘naast zich neerleggen’ als ‘geen definitieve commentaar leveren op’. De vertaler nam de eerste betekenis en de eerste atoombom viel.. Botsingen in het taalgebruik bewijzen dat er ergens in de machinerie iets niet deugt. De spreker richt zich in zijn taal over zijn onderwerp tot zijn publiek. Samenwerking door middel van de taal is een fundamenteel mechanisme van onze menselijke samenleving. De taal is echter een middel van een geheel aparte soort. De taalgebruiker bezit aan de ene kant een grote vrijheid om een keuze te doen uit de verschillende taalvormen maar aan de andere kant zal hij merken dat die vrijheid hem duur te staan kan komen. Hij moet ermee rekening houden dat zijn publiek hem anders begrijpt dan hij bedoelt en dat dit publiek zich daarbij nog kan beroepen op de woorden van de spreker die ‘het wel niet zo bedoeld maar dan toch maar gezegd heeft’. In zekere zin is de taalgebruiker zelf een stuk van het middel, een stuk van die taal. Hij denkt immers in zijn taal. De relatie tussen denken en taal (wat was er eerder?) is vanouds het onderwerp geweest van wijsgerige beschouwingen. Men is het er wel over eens dat het een zonder het ander een illusie is. Dat taalgebruik wordt mede bepaald door de opvoeding, het milieu, de ontwikkeling van de spreker; het verandert naar gelang van de verschillende emoties van de spreker. In die taal kiest hij positie tegenover zijn onderwerp: door geestdrift of onverschilligheid tegenover het onderwerp wordt zijn taalgebruik anders. In die taal kiest hij ook positie tegenover het publiek. Al behandelt hij hetzelfde | |||||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||||
onderwerp, tegenover een stel schooljongens zal hij anders spreken dan tegenover een vereniging van huisvrouwen. Zo is de taal als middel niet vergelijkbaar met de onveranderlijke symbolen in de rekenkunde. In de verhouding tussen spreker-taal-onderwerp-publiek is de mogelijkheid van een conflict besloten. Het onderwerp komt niet tot zijn recht, het publiek komt niet aan zijn trekken, de spreker wordt verkeerd beoordeeld, de taal wordt ‘mishandeld’. Die mishandeling noemen wij een taalfout: ons taalbewustzijn verzet zich tegen het verkeerde gebruik van de taalvormen. Een zonde tegen de taalregels behoeft echter nog geen onduidelijkheid of zotternij op te leveren evenmin als de volstrekte onderwerping aan de taalregels ons voor onduidelijkheid of zotternij kan vrijwaren. Meestal is het de situatie die door een bepaald taalgebruik anders wordt voorgesteld dan zij is of liever gezegd, anders door het publiek wordt geïnterpreteerd dan de spreker het wil. Het grote gevaar voor degene die naar taalfouten speurt, is dat hij die situatie wegdenkt en de taaluiting isoleert. Natuurlijk heeft dàn de notulenschrijver iets geks beweerd die genoteerd had: de voorzitter merkte op dat hij niet goed wijs was. Tijdens het voorlezen van de notulen heeft echter geen mens ook maar een zweem van een glimlach vertoond. In het Nederlands bestaat de regel dat de z.g. beknopte bijzin zich moet richten op het onderwerp van de hoofdzin. Blijkbaar staat een zin met ‘om te’ nogal wat vrijheid toe, getuige ‘vader stuurde Jan naar zijn kamer om strafwerk te maken’, waarin niets onredelijks valt te constateren, terwijl bij hetzelfde type ‘de autobus bracht ons op de berg om van het panorama te genieten’ allerlei stijlboekjes klaar staan om ons erop te wijzen dat de autobus gaat genieten. De aandachtige lezer heeft bij de volgende zin geen kennis van de spraakkunst nodig om vast te stellen dat er iets mis is: Ten overstaan van de gasten bedruipt de chef-kok de gebraden piepkuikens aan het spit, om daarna via de kellners op de prachtig gedekte tafels bij kaarslicht geconsumeerd te worden. De in spraakkunst geoefende lezer zal opmerken dat ‘om te’ hier een ander karakter heeft, maar we kunnen na de geconsumeerde kok deze opmerking ter zijde schuiven. Botsingen van dit type tussen bedoeling en betekenis zijn aan de orde van de dag. Schoolopstellen, krantenverslagen, romans wemelen ervan. Na kolen ingenomen te hebben, gingen de passagiers weer aan boord. De kolenslikkende passagiers maken de fout pas merkbaar. In artikelen over abstracte onderwerpen komt de constructie zo vaak voor, vooral bij een hoofdzin in de lijdende vorm, dat men eraan kan twijfelen of de fout nog fout is: Alvorens hiertoe over te gaan, moet eerst iets gezegd worden over.. Een botsing onder vrijwel gelijke omstandigheden is de verkeerde constructie met het deelwoord. Aan ‘ingesloten zenden wij u onze prospectus’ hebben wij reeds eerder een uitvoerig artikel gewijd. De zin valt ten dele onder de staande uitdrukkingen, ten dele onder de bepalingen van gesteldheid. Men kan zich toch voorstellen dat iemand zegt ‘gebakken mag ik die vis wel, gekookt moet ik hem niet’. Een onuitstaanbare droogkomiek is hij die de spreker volgens die zin in gebakken en gekookte toestand beschouwt. Toch ligt ergens een grens. Plotseling valt in een bepaalde tekst het onmogelijke van de situatie op en de goede bedoeling helpt niet meer want er staat wat er gezegd wordt: Nauwelijks drie jaar oud zijnde, leerde Grootvader mij schaatsenrijden. Zo'n zin zal ik nooit schrijven, zegt u, maar wacht maar tot het ogenblik dat u wanhopig naar de definitief gedrukte woorden staart die u zo goed bedoeld had. Hoe heb ik zoiets kunnen schrijven! De winkelier adverteert en de griezelige bijbetekenis van ‘ophangen’ doet ons zijn aanbeveling met enige verwondering lezen: Opgehangen zult u pas een bij ons gekochte kroonlamp tot haar recht zien komen! Jan Slauerhoff schrijft in zijn gedicht Dar-es-salaam de volgende regels. Wie is daarin moeier? Toch niet het bier, hoewel hij dat dan toch maar zegt: Moeier van bij 't luik staan dan van spitten
Is bier 't eenig heil waarnaar men smacht.
Met de voornaamwoorden blijken wij allen in onze taal moeite te hebben. Herinner u de meesterlijke zet van Trijntje Fop die het klaarspeelde in één zin op juiste wijze hem-zijn-hen-haar naast elkaar te zetten. Wij hebben onder zekere condities de neiging de voornaamwoorden op het onderwerp te laten slaan. Een onzer hoogleraren heeft zelfs aan de misverstanden die bij voornaamwoordelijke aanduiding kunnen optreden een inaugurele rede gewijd.Ga naar eind1) Hij vertelt erin dat de schrijver van de volgende zin de wanhoop nabij was toen hij de onherstelbare tekst las: Wegens zijn hoge leeftijd en een pijnlijk slepende kwaal werd met ingang van jaargang 1951 de heer S. naast hem tot redacteur benoemd. Het onderwerp van de hoofdzin oefent een geheimzinnige kracht uit op het persoonlijk voornaamwoord van de bijzin. Wie werd in de volgende zin begraven? De aanvoerder van de Noormannen liet voor de dappere Radboud een graf bouwen waarin hij begraven werd. U vindt zinnetjes van deze soort in allerlei boeken. Geïsoleerd roepen ze bij aandachtige beschouwing een onzekerheid op, midden in de omgevende tekst zijn ze meestal onmiddellijk duidelijk. Dominicus noteerde in zijn Door weten tot kunnen het voorbeeld: Daar ze van de zuiverste grondstoffen is bereid, ondervindt de huid geen nadeel van deze zeep. Het is eigenlijk de vraag of hier nog wel sprake is van een echte botsing; de lezer, immers, zal de fout | |||||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||||
niet direct opmerken. Wij hebben eens de proef op de som genomen door tien mensen de volgende advertentie te laten lezen, maar misschien hadden wij niet de tien slimsten uitgekozen, want slechts twee zagen meteen dat hier iets niet klopte. Het mooiste cadeau dat St.-Nicolaas uw man geven kan is een foto van zijn kinderen. Twee of meer goede uitdrukkingen in elkaar gekronkeld leveren een verkeerde zinswending op. Men spreekt dan van contaminatie, pleonasme en verkeerde samentrekking. Soms doet de schrijver het expres. Henriette van Eyck maakt van dit middel een herhaald gebruik. In haar Kleine Parade laat zij iemand met de stille Noordertrom vertrekken. Overbekend is het oude voorbeeld uit de Camera Obscura: Pieter grinnikt als een vertelsel en stopt een nieuwe als een pijp uit is. Maar geestigheid was beslist niet het oogmerk van de ingenieur die schreef dat men in een nieuwe industrie ‘niet alles tegelijk en geen ijzer met handen breken kan.’ Of het waar is, weten wij niet, maar op een van die vergaderingen waarop hoog wordt gedraafd, moet eens iemand gezegd hebben: Meneer de voorzitter, de vorige spreker heeft me het gras uit de mond gehaald! In 1946 vond de minister het wenselijk dat de scholen een z.g. huiswerkloos weekend invoerden en hij zond een brief aan de mensen in wier macht het ligt deze ideale toestand te bewerkstelligen: Aan de misstand dat de zondag welke een rustdag behoort te zijn, voor schoolwerk wordt besteed, ware hierdoor mede tegemoet gekomen. Onuitputtelijk is de voorraad valse beeldspraak die - wederom met zoveel goede bedoelingen - ter verbluffing van de argeloze lezer in de gedrukte papieren is te vinden. Op 26 mei j.l. leed het Nederlandse voetbalelftal een sensationele nederlaag in Wenen. De dag daarop hebben wij de verslagen van de opgewonden en verontwaardigde voetbalschrijvers bewonderd: Aan de rand van de smadelijke afgrond spelende trokken de Oostenrijkers alle registers van hun smerige voetbalfoefjes open. In een professorale redevoering hoorden wij eens spreken over ‘een leerstoel die de wind in de zeilen had’ en over ‘de keerzijde van het jonge academische plantje’. Maar het mooiste voorbeeld vonden wij in de rijke verzameling van Mr. Elias: (over gezichtsmassage) Deze klopbewerking beoogt vooral te voorkomen dat de onderste helft van het gezicht verzakt, terwijl zo ook de dreigende onderkin onder de knie te houden is. Uit de Telegraaf haalde hij: Nu zit zij, onberispelijk gekapt, gemanicureerd en gekleed in haar Parijse salon. En terwijl haar schrammen genezen, likt zij haar zielewonden. Tot daaraan toe, zal deze of gene zeggen. Wat denkt u echter van de N.R.C.? Van rozengeur, laat staan van maneschijn, bij het weer kon niet worden gesproken; daarvoor verschool het zonnetje zich te vaak achter dikke wolken. Dit terugschroeven van de figuurlijke naar de letterlijke betekenis is natuurlijk voor elke beeldspraak moordend. (Pas dat voor deze zin maar toe..) Juist de Nederlander is bijzonder gesteld op een concrete zegging: in het oog krijgen, op de voet volgen, geen been zien in, de neus ophalen voor, ter ore komen, door de vingers zien, ter hand nemen, naar het hoofd werpen, iets op het hart hebben, niet op zijn mondje gevallen zijn, over de tong gaan, op zijn tenen getrapt zijn, aan de lippen hangen, de baard in de keel hebben, een slag om de arm houden, je kunt het op je buik schrijven, iets achter de rug hebben, in zijn vuist lachen, de hielen lichten, het achter de ellebogen hebben, men kan er een anatomisch woordenboekje mee vullen. Het ongeluk bij de zin over de gezichtsmassage was het samenvallen van de onderkin en de knie. Zou ‘hij kreeg de onderkin in het oog’ even zot klinken als de ‘onderkin onder de knie’? De vraag kan niet meer onbevooroordeeld beantwoord worden zodra men op het verschijnsel van botsing tussen letterlijk en figuurlijk is attent gemaakt. Voor de dagbladschrijver is het schriftelijk taalgebruik in dubbele zin dagelijks brood. Berichten stromen binnen, worden haastig verwerkt, vliegen via telefoon en telex naar de redacties. Geen wonder dat er fouten insluipen. Wij hebben makkelijk praten. Maandelijks kunnen we kalmpjes aan onze hoon uitstorten over de krantentaal die we rustig en nauwkeurig bestudeerd hebben. De dagbladschrijver moet een hoge graad van taalvaardigheid bezitten, maar men mag niet van hem eisen dat hij een perfecte taalmachine is. Wie bang is voor het verkeer, moet thuisblijven. Wie bang is voor fouten, moet niet schrijven. De mens heeft nu eenmaal zijn zwakke ogenblikken waarin zijn aandacht minder geconcentreerd is. Al zou men op elke redactie een taalmeester aanstellen die alle kopij zijn fiat moet geven aleer ze aan de meedogenloze persen wordt toevertrouwd, het gevaar voor botsingen blijft en het onnozelste tik- of zetfoutje kan een ravage veroorzaken, groter dan de spraakkunstige ineenstorting van een retorische volzin. Het A.N.P., een instituut waarin - dat verzekeren wij u - meer zelfkritiek wordt uitgeoefend en meer zorg aan de taal wordt besteed dan de oppervlakkige krantenlezer en de gelukkige ontdekker van een fout zouden bevroeden, verschafte ons een lijst van botsingen, gemaakt in een korte tijd:
| |||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||
Een heerlijke lijst voor de dagelijkse-stukjesschrijvers! De laatste serie bestaat voor meer dan de helft uit verschrijvingen die een komisch effect teweegbrengen. Als de vergelijking niet al te ruw zou zijn, kon men ook zeggen dat er met opzet een botsing is veroorzaakt om een proefproces uit te lokken! In feite gebeurt dit menigmaal: men laat dan welbewust de bedoeling en de betekenis ontsporen. Het is zelfs mogelijk dit met een enkele letter te doen: er zijn zo weinig topfunctionarissen te krijgen omdat ze tobfunctionaris zijn.. Een flauw mopje misschien, maar men moet toch het heldere ogenblik hebben. De intelligente makers van een geestige woordspeling geven blijk van een grote taalbeheersing. Met opzet roepen zij het conflict op. Het verschijnsel is niet nieuw. De grootmeester in dit genre is Constantijn Huygens geweest. Wat is hij voor een man, zei Griet, die 'k trouwen zou? Hoe speels is zijn ‘voor’ als voorzetsel bij het meewerkend voorwerp en als onderdeel van een vragend voornaamwoord! De zonderlinge tegenstelling ‘wat voor een man - wat voor een vrouw’ geeft ons een ogenblik een gevoel van in de maling genomen te worden, maar dan geeft de zo eenvoudige oplossing ons de ware huwelijkswijsheid. De hoedenzaak die adverteert Voor St.-Nicolaas is een modern dameshoedje altijd een welkom geschenk gebruikt hetzelfde voorzetsel in volle reclame-ernst en juist daardoor wordt de lezer verleid tot de scherts die met deze opwekkende mededeling te bedrijven is. Geraffineerd en boeiend is het gejongleer met woorden dat onze grote cabaretkunstenaars ons vertonen. Kwasi langs hun neus weg pratend zeggen zij het anders dan zij bedoelen of bedoelen zij het anders dan zij zeggen. Zij hebben de rol van onze zeventiende-eeuwse snel-dichters overgenomen. Men moet er niet dodelijk bang voor zijn eens een fout te maken, anders durft men zijn mond niet meer open te doen. Wel is het zaak zich zo'n zekerheid in het taalgebruik te verwerven dat het gevaar voor een botsing beperkt blijft. Merken we dan toch aan de reacties dat er iets verkeerd is gelopen, dan blijft ons niet veel meer over dan hartelijk mede te lachen of, als het huilen ons nader staat, in oprechte ootmoed onze verontschuldiging aan te bieden want we hebben het zo wel gezegd, maar daarom nog niet zo bedoeld.. |
|