Snipsnaarderijen
(J.Z.) Ik ken van thuis (Drachten, dus Friesland) het woord ‘sniepssnaren’; dat waren, dacht ik, dingen van zeer geringe of geen waarde, maar toch ‘dingen’ en dus niet hetzelfde als ‘beuzelingen’. Mijn vader, die kleermaker was, sprak ook - in het Fries dus - van ‘sniepels’ (misschien is de spelling wel fout) en bedoelde daarmee dan de ‘snippers’ die hij van de stof knipte om daaraan het juiste patroon te geven. Het waren echter stellig niet de grotere lapjes die afvielen bij het knippen en later bij reparatie nog konden worden gebruikt, maar het afval dat werd afgeknipt tijdens het maken van het kledingstuk.