Durven
(T-D) Wij zeggen: ‘Mens, durf te leven’, niet: ‘Mens, durf leven’. Daartegenover ‘zou je dat durven doen’ en niet ‘zou je dat durven te doen’. Waar is de lijn?
(Red.) Laten we de lijn zoeken. Het eerste voorbeeld is wat misleidend: het geeft een gebiedende wijs - die is bij ‘durven’ zeldzaam - en is de beginregel van een zeer bekend liedje. Natuurlijk laten wij bij een bekende tekst niet op ons eigen houtje een gedeelte weg. En het tweede voorbeeld: wij kunnen ons eigenlijk niet voorstellen dat niemand niet zou durven te zeggen: zou je dat durven te doen? Dat durvendoen is een veel voorkomende combinatie. Luistert U maar eens naar een stel kwajongens: zou je dat durven doen - ik zou best durven vanmiddag niet naar school en lekker naar die biejeskoop.. te gaan. Merkt U dat bij plaatsing van een stuk of wat woorden tussen durven en de heldendaad vanzelf ‘te’ erbij kan komen?
Er was een lijn. Historisch staat ‘durven’ op één lijn met mogen, willen, moeten, kunnen: werkwoorden zonder te: ik mag komen, ik durf komen. (Een stukje geschiedenis van durven bezitten we nog in de oude verledentijdsvorm: dorst, een vorm die sommigen als onbeschaafd aanvoelen maar wij niet.) ‘Durven’ heeft echter meer zelfstandige inhoud dan hulpwerkwoorden als mogen enz. Vandaar dat in de laatste eeuwen naast de te-loze constructie de vorming te + onb. wijs is opgekomen. ‘Ik durf zeggen’ naast ‘ik durf te zeggen’. Wellicht is ‘wagen’, dat alleen met ‘te’ voorkomt, ook van invloed geweest. Een strikte regel als ‘alleen durven zonder te is goed’ kunnen wij niet geven. Evenmin willen wij de bewering ondersteunen dat ‘ik durf te zeggen’ een gedurfder durf uitdrukt dan ‘ik durf zeggen’.