Beroeps
(K.v.I.) In de sportverslagen wordt veelvuldig gesproken van ‘beroeps’, bijv.: hij is beroeps geworden. Bedoeld wordt: beroepsspeler. Moet zo iets niet afgekeurd worden? (Red.) Neen. Korte taalvormen zijn handig. Helemaal het karakter van ‘beroepsspeler’, zelfst. naamwoord dus, heeft ‘beroeps’ nog niet. Men hoort niet veel ‘de beroeps tekent zijn contract’; het is nog adjectivisch (hij is beroeps), of komt met ‘een’ voor: een beroeps verdient veel. U kunt er mee vergelijken: tweedehands. Een tweedehands fiets, een tweedehands, de fiets is tweedehands. Helemaal tot zelfst. naamwoord zijn geworden: de studentenwoorden: kandidaats, eerstejaars, tweedejaars enz. Dus: zijn kandidaats, het kandidaats, een eerstejaars, de derdejaars. Merkwaardig is bij deze nieuwe woorden dat hun enkelvoud en meervoud gelijk blijft: vijf eerstejaars waren dronken. Meestal ten minste; ‘eerstejaarsen’ hebben wij nog maar weinig gehoord.