Zekerheid en geen verwarring!
Het is nu wel een algemeen erkend feit, dat een bedroevend groot deel van ons volk zijn taal niet voldoende kent, d.w.z. niet voldoende practisch geoefend is in het gebruik van den algemeen geldigen, beschaafden vorm daarvan. Ook is het niet voor tegenspraak vatbaar, dat dit verreweg het meest uitkomt, en het ergst stuit, in het geschreven Nederlandsch. - Zoo heeft dan ons volk, ter voorziening in dit schromelijk tekort, allereerst en allermeest noodig, dat het zich alsnog en van stonde aan terdege oefene, en bij het onderwijs duchtig geoefend worde, in het gebruik van de algemeene beschaafde Nederlandsche schrijftaal, tot den hoogst bereikbaren graad van beheersching toe. Voor zoover die algemeene beschaafde schrijftaal door domheid en onkunde der vorige geslachten nog niet op vasten voet gebracht, of door geleerde en ongeleerde spitsvondigheid en zucht tot ontbinden en afbreken in lateren tijd op losse schroeven gesteld mocht zijn, dient zij met den meesten spoed naar goede grondbeginselen, door bekwame krachten, eerst in alle practische hoofdzaken, en daarna ook, zonder uitstellen of talmen, in de bijzonderheden beschreven, en die beschrijving als regeling opgevat, van hoogerhand bevorderd en aanbevolen, en zooveel dat mogelijk is met officieel gezag in het openbare leven bekleed te worden.
Het is meer dan tijd, dat dit werk met kracht ter hand worde genomen. Niet het uitmeten van bestaande of onderstelde onzekerheden, niet het opdiepen van aan den zelfkant zich voordoende ontaardingsverschijnselen, niet het leiden der belangstelling op het bijzondere, buitenissige, in voor het geheel weinig beteekenende taalkringetjes, zelfs niet de drang tot algemeene dialectkoestering, noch wedstrijden in welsprekendheid zijn hetgeen tot betering in den noodtoestand van onze Taal allereerst vereischt is, maar grammatica, regelende, beslissende, voorschrijvende, grammatica, waaraan men houvast heeft. Taalzekerheid, taaltucht, geen taalwarrigheid en taalontbinding.
Prof. dr J. Wille