Onze Taal. Jaargang 25
(1956)– [tijdschrift] Onze Taal– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 5]
| |
[Nummer 2] | |
Het antwoord van de meester‘De antwoorden van de meester zijn helder en beslist; alle problematiek schijnt verdwenen’, aldus Prof. Van Es op ons taalcongres. De meester behoeft niet uit te leggen, hij beslist. Het een is fout, het ander is goed. Of de meester zelf fout kan zijn, mag geen punt van discussie zijn; anders is het hek van de dam. Onze Taal staat vaak voor kwesties waarin vlug ja of nee gezegd moet worden. Niemand is ermee gebaat als wij ons antwoord drie maanden uitstellen om een half dozijn proefschriften over de kwestie te kunnen lezen. Lang niet altijd zeggen we ‘dit is fout of goed’ maar meestal is het ‘we vinden dit fout of goed’ en laten we aan de ander over met dit vinden mee te doen of niet. Hoe meer men over de eenvoudigste zaken nadenkt, des te ingewikkelder gaan ze er uit zien. Het is er mee als in het flauwe verhaal van de meneer met de baard wie gevraagd werd of hij die bij het slapen onder of boven de deken hield. Hij wist het niet en het gevolg van zijn gepieker was dat hij helemaal niet meer sliep. Zover is het bij ons niet gekomen, al was de kwestie doodsimpel. Heeft U het verschil in tijd in de vorige zin opgemerkt? Dat was het. Iets wat we elke dag als de gewoonste zaak van de wereld toepassen, als we het over de dingen van gisteren hebben. Iemand had ons een geheel avondblad opgestuurd waarin hij te hooi en te gras de werkwoordsvormen onderstreept had. Zo in de trant van: President A en minister B hebben vandaag geconfereerd over X. Na afloop zeide A dat verder overleg noodzakelijk bleef. □ De Tweede Kamer heeft het wetsontwerp Y behandeld. De heer C stelde voor het ontwerp aan te nemen. □ De prijsvraag is een succes geworden. Een half miljoen inzendingen kwam binnen. □ Meer vrijheid voor het land Z was het programmapunt dat het eerst ter sprake gekomen is. □ De voorzitter maakte duidelijk dat de regering niet genoeg gedaan heeft. Dit zijn allemaal voorbije gebeurtenissen, schrijft hij op de rand van de krant. Ze komen echter in twee verschillende tijden voor. Ik vind het maar een warboel. Geef mij dan maar het Engels. Eerst even het laatste. Wat zijn dat toch voor mensen die hun eigen vrijheid willen opgeven voor vreemde regels? Het Duits is toch maar handig met die naamvallen, wij moeten prutsen. Het Frans is toch maar strikt logisch met zijn zinsbouw, wij kladderen maar wat. Het Engels is enz. Niet kwaad worden, anders bederven we de uitleg. We zouden gaan lijken op de moeder die in haar blinde liefde niets over schoonheidsfouten in haar kind wil horen. De hoofdpunten van het Engelse systeem zijn ons ingehamerd op school: De Engelse regels zien er zó gemakkelijk uit dat wij de praktijk ervan wantrouwen. Heeft het Nederlands ook een systeem van regels voor de tijd van gisteren? Ja, maar anders dan het Engels. Eerst moeten wij het eens worden over de namen. Nemen we de bekende namen verleden tijd (v.t., ik liep, wandelde) en voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t., ik heb gelopen, heb gewandeld) in plaats van de Latijnse woorden imperfectum en perfectum, ook al zijn de begrippen ‘verleden-voltooid-tegenwoordig’ niet ieder meer duidelijk. De man die het avondblad met de onderstreepte zinnen stuurde, is op de goede weg. Men moet leren opmerken in een taal voor men zich waagt aan regels of adviezen. Ook de gesproken taal kan in het onderzoek betrokken worden. Vraag eens eenvoudige, onontwikkelde mensen naar een werkwoordvorm van | |
[pagina 6]
| |
‘gisteren’. Tien tegen een dat ze naast ‘ik loop’ zetten ‘ik heb gelopen’, zo ook ‘ik doe - ik heb gedaan’, ‘ik schrijf - ik heb geschreven’. De vormen ‘liep, deed, schreef’ zullen ze niet noemen. Betrap de mensen eens heterdaad op de werkwoorden. Ze vragen U niet ‘waar-at-je?’, maar ‘waar heb je gegeten?’ In gesproken zowel als in geschreven taal zal men telkens een zekere spanning of verhouding tussen de v.t. en de v.t.t. aantreffen. In de gesproken en de geschreven taal komen de v.t. en de v.t.t. naast elkaar voor. Ze zijn gelijkwaardig, maar in bepaalde gevallen geven we aan een van beide mogelijkheden de voorkeur. De v.t. is de typische vorm voor de rustige beschrijving; gebeurtenissen, toestanden, gedachten uit het verleden worden verteld. Ik liep over het plein; het sneeuwde. De auto's reden langzaam want het was erg glad. □ In de 12e eeuw verplaatste zich het handelsverkeer door de opkomst van Keulen, dat de Rijnhandel tot zich trok, waardoor Tiel en Utrecht achteruit gingen. Er zijn nog speciale gevallen, vooral in de gesproken taal, die apart verklaard moeten worden, maar die aan deze hoofdregel niets afdoen. Men bedenke daarbij dat de v.t. ook de functies van de aanvoegende wijs heeft overgenomen. Let eens op zinswendingen als: Ben je nu toch gekomen? En je schreef dat je ziek was! De v.t.t. stelt een feit vast, noemt een resultaat dat nu nog van belang is. De gebeurtenis leeft in onze herinnering voort, zij is voor ons op de een of andere manier van groter belang dan allerlei bijomstandigheden. Er is een bespreking gehouden tussen de twee partijen. □ Ik heb je in geen jaren meer gezien. □ En wat heeft me dat joch toen uitgehaald? Hij is uit het raam geklommen en.. □ De vroegere minister is als voorzitter van de partij gekozen. Al sprekende heeft men niet de geringste moeite de juiste tijd te kiezen. Zo scherp is de ‘regel’ nu ook weer niet dat een ‘fout’ de hoorder onmiddellijk zal opvallen. Het komt bij het schrijven over de dingen van gisteren wel eens voor dat men een ogenblik overweegt wat het beste klinkt: de v.t. of de v.t.t. Dan kunnen we ons houden aan de genoemde verhouding tussen de twee tijden. Prof. Overdiep, van 1936 tot zijn dood lid van onze Raad, heeft die aldus geformuleerd:Ga naar eind1) De v.t. beschrijft of somt op de verleden gebeurtenissen, of wel noemt de bijomstandigheden; de v.t.t. constateert het belang of het resultaat van de verleden gebeurtenis voor het heden van de spreker, of wel er wordt door aangeduid dat de verleden gebeurtenis voortduurt tot in het heden. Neem nu eens Uw krant met de dingen van vandaag en gisteren en kijk of de tijden ‘kloppen’. De zeer hoge autoriteit heeft een ontmoeting gehad met een andere zeer hoge autoriteit. Er kwamen talrijke problemen ter sprake. - De 34-jarige J.V. heeft gepoogd uit het Huis van Bewaring te ontsnappen. Hij brak daarbij een been. - De Parijse couturier Christian Dior heeft in zijn nieuwe collectie de F-lijn geïntroduceerd. Met veel charme toonden de mannequins de modellen, die enz. Zwerft niet een of andere vage herinnering in U bij dit avondlijke lezen in ‘dit pampier van kankeren en kiften’? Wij zullen U zeggen welke. Tegen het einde van de middag kwam uw vijfjarige Dikkie huilend het huis in. Hij weet niets van autoriteiten en couturiers maar hij kent de regel van Overdiep op zijn duimpje. Luistert U maar: Pappa, Wimpie heeft me gestompt! U vermoedt natuurlijk dat achter die stomp van Wimpie een schop van Dikkie zit, droogt zijn tranen en vraagt hoe het kwam. Nou, we zaten in de zandbak en toen dee hij gemeen en toen gaf ik hem een duw en toen heeft ie mij gestompt... Zelfs het eufemistisch gebruik van ‘duw’ voor ‘schop’ past hij feilloos toe. U ziet dat Dikkie precies hetzelfde doet als de journalist. Eerst samenvattend het voornaamste, het resultaat dat tot in het heden doorwerkt, dus de v.t.t. en dan de beschrijving van de bijkomende zaken, dus de v.t. Als U zich, gewapend met de regel, over de krant of over Uw eigen zeer verzorgde geschriften buigt om de tijden voor het verleden te controleren, en dan nog onregelmatigheden ontdekt of weifelingen in U voelt opkomen, doet U er goed aan de volgende vier punten als commentaar op de regel te overwegen. 1. In het Nederlands, in het Duits overigens ook, kan men een toenemend gebruik van de v.t.t. constateren. Misschien komt het omdat een soort economisch principe in de taal doorwerkt: twee tijden voor het verleden is te ‘lastig’. Misschien omdat er meer geconstateerd wordt dan beschreven. Misschien is er een andere reden. Wij wezen er in het begin al op dat het volk, bij navraag, de v.t.t. noemt en niet de v.t. Het deelwoord met ge- zit wat vaster in de taal, daar het ook in andere posities voorkomt: de gezworen eed, de gestolen auto. 2. Zowel in de v.t. als in de v.t.t. schemeren soms nog andere betekenissen door die honderden jaren geleden normaal waren voor die tijdsvormen. Men denke aan de aloude formule ‘heden overleed’. Men denke aan een uitdrukking als ‘hij heeft het op jou gemunt’, waarin de oorspronkelijke betekenis van de v.t.t., namelijk de tegenwoordige tijd, duidelijk waarneembaar is. 3. Uit een natuurlijk gevoel voor afwisseling kan de schrijver de twee tijden door elkaar gebruiken om saaiheid te vermijden, vooral als het verschil zeer academisch gaat worden en in de taalwerkelijkheid van geen belang meer is. Zo herinneren wij ons dat ongeveer twintig jaar geleden aan een van de leden van onze Raad gevraagd werd over deze tijdkwestie uitsluitsel te geven. Zijn antwoord was: ‘Dat onderscheid is mij te subtiel’. 4. Naast de terreinwinst van de v.t.t is - een taal is een verwarde knoop! - weer een oprukken van de v.t. te merken. Door de grote verbreiding en de kennis van het Engels komt vooral in journalistieke stijl de | |
[pagina 7]
| |
v.t. weer op. Haastige vertaling van het nieuws van buitenlandse persbureaus zal hieraan niet vreemd zijn. Het is jammerlijk dat hierdoor een typisch Nederlands stijlmiddel, het zoveelste, wordt verwaarloosd. 5. Van de andere kant is het begrijpelijk dat kranten-schrijvers, om hun verslag nadrukkelijk te maken, aan allerlei bijkomstigheden te veel gewicht gaan hechten en deze met de v.t.t. uitdrukken.Ga naar eind2)
Zo zijn de beide tijden aan het touwtrekken. Het is niet eens zo'n groot wonder dat iemand aan de rand van zijn krant schrijft: geef mij het Engels maar. Over deze opmerking is heel veel te zeggen. Meer dan nog in het staartje van dit artikel kan. We hebben geen tijd en geen lust en geen bevoegdheid om de Engelse tijden in de gesproken en de geschreven taal nauwkeurig te bestuderen. Hadden we het wel, dan waren we er vóór het onderzoek al zeker van dat de beroemde regel van het Engels zou ineenschrompelen en vervagen. Stellen we deze vooringenomenheid gerust naast de kritiek op het Nederlands. Talen zijn verschillend in vele opzichten. We hebben nog nooit iemand ontmoet die onze twee lidwoorden ‘de’ en ‘het’ wil prijsgeven voor het ene Engelse ‘the’. Wel menigeen die vond dat Latijn en Grieks zoveel logischer waren met hun tijden. We hebben hem dan altijd de raad gegeven met die logische Griekse en Latijnse tijden eens alle fijne schakeringen weer te geven van een moderne, levende taal. Er is nog niemand op in gegaan. Touwtrekken, nu eens gaat de een, dan weer de ander over de streep. De arme taalmeester mag niet toeschouwer zijn en zien wie er wint. Hij moet beslist en helder aangeven wie er moet winnen. Maar dan wordt er helemaal niet getrokken. De spanning is er uit. Het is juist die spanning wie het zal winnen, die een levende taal zo boeiend maakt. Laten we, opgewonden doch rustig, aan de kant blijven zitten, met de spelregels in de hand. Die kan de meester ons gelukkig wel geven. |