kleine Nederlandse bedrijven, ondernemingen en ambtelijke instellingen willen bereiken. Gelukkig hebben wij bij ons werk de onwaardeerbare grote steun van enige Nederlandse bedrijven ondervonden en wij ondervinden die nog steeds. Hun voorbeeld moet echter gevolgd worden. Positieve taalbeschaving en dan van de verantwoordelijke personen, die in het openbare taalleven de ‘sleutelposities’ bezet houden. Wat geeft het, of hier en daar iemand meewarig glimlacht om de fashion tips for gentlemen, als de kledingindustrie zelf geen vin verroert om haar reclame in een verstaanbare taal te zetten? Wat geeft het, of iemand ergens in een krant een rode streep onder het zoveelste germanisme zet, als de dagbladschrijvers zelf niet beseffen, welke taalverantwoordelijkheid ze dienen te hebben? Wat geeft het, of er mooie lijsten zijn, die de techniek ont-duitsen, als de voorstellen voorstellen blijven?
Bij de beantwoording van de tweede vraag komt onwillekeurig bij ons op het spreekwoord: onbekend maakt onbemind. Ons is het vaak overkomen, dat iemand wel belangstelling had voor de taal, maar niets van Onze Taal afwist. Men, de grote, vage, ongrijpbare men, kent Onze Taal niet. In de kiosken is wel Confidenties, maandblad voor sterke liefdesverhalen, verkrijgbaar maar Onze Taal niet. Ja, sterker nog: in de grootste kiosk van de hoofdstad en de hofstad is wel het Franse Vie et Langage te vinden maar Onze Taal niet. Er is ook nog een heel gering percentage van mensen, die zo wel eens van ons werk gehoord hebben, maar dan in de geest van ‘o ja, die grappenmakers die alle vreemde woorden willen afschaffen’ of van ‘zijn dat niet die lui die alles beter weten en zelf daarbij de grootste fouten maken?’ of van ‘ongevaarlijke maniakken die de stijve boord uit Jacob van Lennep zijn tijd willen invoeren’. Wij hebben dergelijke opvattingen wellicht aan ons zelf te wijten. Heus, we zijn niet onfeilbaar en we hebben ons zelf nog nooit de tien voor Nederlands gegeven. Wie weet is de invloed van dat percentage omgekeerd evenredig aan de grootte. Nu is ook in die kring in de laatste jaren een kentering te bespeuren, maar moeilijk, o zo moeilijk is het een ingeroest vooroordeel af te slijpen. Het feit blijft bestaan, dat we te weinig bekend zijn. Al hebben wij (nog?) geen lust om met een vliegtuigje, waarachter ‘schrijf je moerstaal’ wappert, boven een propvol Olympisch Stadion te vliegen of boven het Scheveningse strand op een hete Zondagmiddag, een beetje luider aan de weg timmeren mogen wij wel, want, onder ons gezwegen, ‘onbekend maakt onbemind’ is wel onze eigen schuld. Van tijd tot tijd gaven wij onze leden de raad een paar nieuwe leden aan te werven, een enkele keer kwam er een bescheiden advertentietje in een bescheiden krantje, maar meer hebben we ook niet gedaan. Kortom, wij hebben
wel een grote mond gehad in ons blad, maar aan de openbare weg hebben we met een hamer van vilt getimmerd en dat nog niet eens tot we buiten adem waren.
Het bestuur van het Genootschap acht nu de tijd rijp om naar buiten op te treden. In het tiende jaar na de bevrijding, aan de vooravond van het vijf en twintigjarig bestaan van Onze Taal. Het zal dit doen, niet om ‘zieltjes te winnen’, maar om de grote zaak zelve: een vrije taal van een vrij volk in een vrij land. Wij propageren geen ideaal, waarvoor wij ons behoeven te schamen. Het is geen schande voor zijn taal op te komen. Wij streven geen winstgevend doel na. Niemand wordt van ons werk rijker. Onze kas wordt 'er door alleen maar armer. Ware het niet, dat Smit in de jaren voor de oorlog zulk een handige en zuinige geldbewaarder was geweest, wij hadden al lang moeten ophouden, want dat er de laatste jaren geld bij moet, is U toch bekend. Al is er een mogelijkheid in de toekomst onze geldelijke basis steviger te maken, helemaal zeker van de verwezenlijking dier mogelijkheid is het bestuur niet.
Op Zaterdag 15 October van dit jaar zal in het Instituut voor de Tropen te Amsterdam door ons Genootschap een Taalcongres georganiseerd worden. Die dag zal heten:
Taaldag: Congres voor verantwoord Taalgebruik.
Wij zullen uitnodigen onze leden en verder vooral die Nederlanders buiten ons Genootschap die, uit hoofde van hun beroep of hun ambt, geacht kunnen worden een grote invloed op ons volk te hebben. Wij denken aan de handel, de nijverheid, de overheid, de banken, de pers, de radio, de voorlichtingsdiensten. Wij willen met de personen uit deze en nog vele andere kringen overleggen, hoe wij het grote beschavingsgoed, dat wij in onze moedertaal bezitten, zuiver kunnen bewaren en verder tot ontwikkeling kunnen brengen. Het zal, bij ons weten, de eerste keer in Nederland zijn, dat een dergelijke dag wordt gehouden. De Vlamingen zijn ons op dat punt ver voor. Daar immers was en is een taalstrijd, maar mogen wij in ons land ook niet langzamerhand van een taalstrijd gaan spreken? Op die dag zullen er een viertal korte inleidingen gehouden worden:
Prof. W. Krul, uit Delft, zal spreken over Taal en Techniek, |
Prof. G. van Es, uit Groningen, zal de spanning tussen Voorschrift en Werkelijkheid behandelen, |
Dr. J. Leenen, uit Brussel, zal de toekomst van onze taal in België schetsen, |
Prof. G. Stuiveling, uit Amsterdam, zal het belang van een Verantwoord Taalgebruik uiteenzetten. |
Wij nodigen U uit nu reeds in Uw eigen omgeving de aandacht op deze betoging voor de Nederlandse Taal te vestigen. Deze eerste taaldag moet het begin worden van een traditie. Dan is ons volk er misschien van te overtuigen, welke beschavingsbelangen op het spel staan.