Een paar voornaamwoorden
Ene: ‘Dit boek heeft ene De Vries geschreven.’ Is dit ‘ene’ een goede vorm? Ja, men kan dit ‘ene’ niet de vrouwelijke vorm van het onbepaalde lidwoord noemen; het is een nadrukkelijke vorm van ‘een’, met de betekenis ‘een zekere’. Men vindt dit woordje reeds in oude taalperioden. Misschien is dit ‘ene’ van dialectische oorsprong. Sommigen zien er in het zuidelijke ‘enen’. Het gebruik is echter toch wel typisch Hollands.
Mekaar. Wij horen dit zoveel; kunnen wij het nog niet in onze geschreven taal opnemen? Het is een kwestie van stijl. De meesten zullen de voorkeur geven aan ‘elkaar’. In ieder geval kan men het niet als een slijtvorm voorstellen van ‘elkaar’. Het komt van het zeer verouderde ‘malkaar’, een bijvorm van ‘elkaar’. In het gebruik kan men dit ‘me-’ zeker niet op een lijn stellen met ‘dan gane me maar’. ‘Mekaar’ heeft iets gemeenzaams. Een veel gelezen roman uit de laatste tijd, ‘Joachim van Babylon’ van Marnix Gijsen, is zeker niet in gemeenzame stijl geschreven; toch leest men er in tientallen malen ‘mekaar’, het boek gaat immers over twee personen; zo op pag. 65 (17e druk): Wij bogen naar mekaar toe, raakten amper mekaars vingertoppen.’ Wij kunnen niet beoordelen, of dit bewust ‘vlot’ is dan wel Vlaams.