Bemedelijd
‘Is bemedelijd een germanisme?’ Onder deze titel schrijft Prof. Michels uit Nijmegen, lid van onze Raad, in de N. Taalgids een beschouwing naar aanleiding van het feit, dat de jury van de Mij. der Ned. Letterkunde bij de beoordeling van een aantal sonnetten het woord had afgekeurd. Hij pleit voor ‘bemedelijden’, omdat de Nederlandse woordvorming er zich niet tegen verzet. ‘Stel dat een werkwoord bemedelijden zou kunnen, dan zou bemedelijd daarbij een normaal zwak deelwoord zijn. Maar, zo zal men zeggen, de analogie faalt. Immers, het Duits heeft Mitleid en daarvan be-mitleid-en. Het Nederlandse grondwoord is medelijden en daarbij zou het monsterfantoom bemedelijdenen horen, met een deelwoord bemedelijdend. Het staat echter vrij te opereren met een zelfst. naamw. medelij, dat weliswaar door het W.N.T. minder gewoon wordt genoemd dan meelij, maar niettemin onder de bescherming van een zekere “Jet” is toegelaten tot een populair liedje dat de meesten van ons gekend hebben. Rest de vraag, of er een werkwoord bemedelijden van te maken valt. Het antwoord moet bevestigend luiden. Leert immers niet het Woordenboek, dat “transitieve ww. met be- kunnen worden afgeleid van zelfst. naamw. en dan in het algemeen beteekenen: voorzien van datgene wat door het zelfst. naamw. wordt uitgedrukt”? De voorbeelden zijn: beasschen, bebloemen, bedauwen, benadeelen, besausen, beschaduwen. Het toegevoegde “enz.” laat ruimte voor bemedelijden met zijn deelwoord.’
Tot zover de beschouwing. Men leert hieruit hoe nauwkeurig de kwaliteit van een woord dient afgewogen te worden, eer men het kan verwerpen.