De knuppel in het hoenderhok
(M.J.V.) Ik wil U er op wijzen, dat elke kippenfokker, die U het woord ‘winsthoenders’ voorlegt, gek zal kijken, al zal hij tenslotte wel begrijpen wat U er mee bedoelt. Ik wil niet ontkennen, dat het woord ‘nuthoenders’ ontleend is aan het Duitse Nutzgeflügel en ik ben van 1921 af, toen ik secretaris werd van de Koninklijke Nederlandse Vereniging ‘Avicultura’ en dus min of meer een rol speelde in de kringen van de pluimveehouders, bezig geweest het woord ‘nuthoenders’ te doen vervangen door ‘bedrijfshoenders’ of ‘bedrijfspluimvee’, en dit woord is dan ook thans vrijwel algemeen in gebruik, zoals in de pluimvee-literatuur te zien is.
Dit neemt niet weg, dat er over het gehele land genomen misschien wel vijftig pluimveehoudersverenigingen zijn, die de naam ‘Nut en Sport’ dragen, waarmee zij te kennen geven, dat zij onder hun leden zowel lieden tellen, die het te doen is om op de tentoonstellingen de prijzen voor de mooiste kippen te winnen als anderen, die kippen fokken om de eieropbrengst.
Toch is er nog een verschil, omdat hun leden, die zichzelf ‘nutfokkers’ noemen, in de regel dan toch maar liefhebbers zijn wie het niet kan schelen of hun kippen mooi of lelijk, wit, zwart of bruin zijn, mits zij maar veel eieren leggen en tenslotte liefst ook nog een vette bout overblijft. Omdat zij ook niet op veren letten, noemen zij zich ‘nutfokkers’. Zij grenzen aan de bedrijfsfokkers, maar met deze laatste naam bedoelt men dan meer hen die omstreeks duizend kippen houden als inkomstenbron en niet meer als liefhebberij.
Wat de hoenders betreft, lijkt mij dus meer gesproken te kunnen worden van sierhoenders of sporthoenders en als tegenstelling: bedrijfshoenders.