Ledenvergadering op 15 Mei 1954, in ‘Den Hout’, 's-Gravenhage.
Aanwezig: de heren De Block, Duyvis, Krul, Muller, Smits en Veering en 7 leden.
De notulen van de vorige vergadering en de jaarverslagen van de secretaris en de penningmeester worden goedgekeurd. Het verlies, dat in 1953 geleden is, blijkt f 1.685, - groot te zijn. Hoewel op dit ogenblik nog geen concrete cijfers de penningmeester ter beschikking staan, heeft hij de indruk, dat het evenwicht tussen inkomsten en uitgaven in een nabije toekomst verwacht mag worden. Het ledental is met 164 toegenomen. Het verslag van de kascommissie, door de heer Ubbels voorgelezen, wordt goedgekeurd en aan de penningmeester wordt décharge verleend.
Het verzoek van de voorzitter, om het bestuur te machtigen een tweede lid voor de kascommissie aan te wijzen, wordt toegestaan. Genoemd wordt de heer Wellensiek.
De voorzitter betuigt zijn dank aan de uitgever voor zijn medewerking. Verder vertelt hij een en ander over het contact met de Vereniging voor Beschaafde Omgangstaal in België en de laatste gezamenlijke bijeenkomst in Delft. O.T. wijdt zich aan taalzorg; V.B.O. aan eenheid van taal en eenheid van uitspraak boven de streektalen. Toch is er nog heel veel van elkaar te leren.
Daarna geeft de redacteur een beschouwing over de z.g. voornaamwoordelijke aanduiding, bijv. die kaars brandt voor niets, ik doe hem uit. Spreker geeft vele voorbeelden van de moeilijkheden en tegenstrijdigheden, die in het geschreven Nederlands op dit gebied te vinden zijn. Oorspronkelijk, in verre taalperioden, hadden de zelfst. naamwoorden een of ander hoorbaar kenmerk waardoor ze in een bepaalde klasse kwamen. De achtergrond van deze ‘klassificatie’ behandelt hij niet, daar dit ons naar te afgelegen velden zou voeren. De aanduiding met ‘geslacht’ heeft een gevoelswaarde wakker gemaakt, die men bij de behandeling van deze kwestie beter kan missen. Bij gebrek aan beter moeten wij ons echter naar deze onderscheidingswijze voegen om de klassificatie-verschillen aan te duiden. Deze verschillen tellen in Noord-Nederland minder zwaar dan in Zuid-Nederland, doch een cultuurtaal mag aan, overigens verklaarbare, onachtzaamheden geen vrij spel laten. Tussen spreken en schrijven is nu eenmaal een verschil in stijlniveau. De geslachtsregels betekenden voor onze voorouders meer dan voor ons, of anders gezegd: in het geschreven gebruik van de taal hielden onze voorouders vast aan de regels met de aanduiding volgens hij of zij. Het gewone Nederlands van boven de grote rivieren, van alle beschaafd-sprekenden, heeft deze nauwkeurige regels, met