De scooter
Wat kunnen we toch eigenlijk blij zijn met dat pittige vaderlandse woordje ‘fiets’, waarvan men de verklaring niet met zekerheid weet. Na de fiets kwam de ‘motorfiets’. En daarna dat tuffende, pruttelende, dartele, volgens sommigen levensgevaarlijke ding, dat de volksmond ‘bromfiets’ genoemd heeft. Maar nu is glimmend, glanzend, gestroomlijnd het vermakelijke voertuig in onze straten verschenen, dat ‘scooter’ heet. Hier stond het volk wel met zijn mond vol tanden? De benijdenswaardige wezens, die zich met dit grappige, elegante tweewielertje verplaatsen, zullen van de vreemde naam geen afstand willen doen: zij komen dan in de klasse van de fiets met haar afleidingen, waaruit zij zich na noest sparen omhoog gewerkt hebben. Moeten we het woord maar opnemen gelijk de reeds lang bekende Europese namen als ‘tram, auto enz.’? Wie doet eens een goed voorstel? Het woord schijnt gekomen te zijn van het engelse ‘to scoot’, dat ‘rennen’ betekent. In Duitsland noemt men de scooter algemeen ‘Roller’. Laten we, om U bekende redenen, dat woord dan maar niet nemen.