lukkig ook niet zo moeilijk als men denkt. Gelukkig zijn er vele uitgaven met genoegzame toelichting, die deze werken ook voor een brede lezerskring toegankelijk maken. Ook al benaderen wij de teksten uit ons hedendaagse standpunt en hebben wij niet meer dan een vaag besef van de geschiedenis, de taalgroei, de wijsbegeerte, kortom het gehele wereldbeeld van vroegere tijden, genoeg blijft er over om te bewonderen.
Vondel was op het hoogtepunt van zijn kunnen, toen hij de Lucifer schreef. Het is een werk, waarin de smart van de dichter om zijn eigen leed te horen is, om het leed en de onvolkomenheid der mensen. Lucifer is het drama van de hoogmoed, de ‘blinde staetzucht’. Vondel zocht naar de oorzaak van de ellende in de wereld en zo geraakte hij tot het beeld van de opstandigheid: de rebellerende engel, de eerste schakel in de keten van treurtonelen, waarin de geschiedenis der mensheid bestaat. De ellende is het gevolg van de breuk in de orde: op Gods souvereiniteit is een aanslag gepleegd. Ademloos hebben wij Vondels verzen gelezen en gehoord in de nu achter ons liggende oorlogsjaren, toen de gewetenloze hoogmoed van enkelen de wereld in het verderf stortten.
Staetzucht zal alle Orden stooren.
Hemel, aarde, zee en strant
Zullen staen in lichten brant.
Staetzucht, door het triomfeeren
Als gewettight, zal verwoet
Godt en alle maght braveeren.
Staetzucht kent noch Godt noch bloet.
Lucifer, de vorst des lichts, heeft Apollion naar het paradijs gezonden om de gelukkige toestand van het eerste mensenpaar te aanschouwen. Teruggekomen schildert hij Adam en Eva in hun paradijselijke heerlijkheid.
De man en vrou zijn beij volschapen, even schoon,
Van top tot teen; met recht spant Adam wel de kroon,
Door kloeckheit van gedaente, en majesteit van 't wezen,
Als een ter heerschappij des aertrijx uitgelezen:
Maer al wat Eva heeft, vernoeght haer bruigoms eisch:
Der leden tederheit, een zachter vel en vleisch,
Een vriendelijcker verf, aenminnigheit der oogen,
Een minnelijcke mont, een uitspraeck, wiens vermogen
Bestaet in eedler klanck; twee bronnen van yvoor,
Een wat men best verzwijge, eer dit een Geest bekoor'.
Lucifer beklaagt zich bitter over de verheffing van de mens, die machtiger zal zijn dan hij en alle engelen. Gabriël tracht hem er van te overtuigen, dat voor een engel slechts nederige gehoorzaamheid past. Apollion, de verderver, en Belial, de bedrieger, stijven echter Lucifer in zijn groeiend verzet; hij wil in opstand komen tegen Gods raadsbesluiten. Michaël eist, dat de morrende engelen zich onmiddellijk onderwerpen, maar Lucifer is nu bezeten van de vreselijke hoogmoed en besluit ‘gewelt te keeren met gewelt’. Daarmede is de verdeeldheid een feit. De rebellerende engelen zweren bij de standaard van Lucifer en brengen hem eer, die hem niet toekomt.
Bewieroockt Lucifer met wieroockkandelaren,
En schalen, rijck van geur; verheerlijckt hem met licht,
En glans van fackelen, verheft hem met gedicht,
Gezangen, en muzyck, bazuinen en schalmeien
Het voeght ons, hem aldus met staetsi te geleien.
In een opzwepende maat klinkt dan het lied van de Luciferisten:
Op, treckt op, o ghij Luciferisten,
Ruckt te hoop al uw krachten en listen.
Rafaël smeekt Lucifer nog terug te keren van zijn rampzalige weg, maar Lucifer kan niet meer terug: hij is te ver gegaan en verkeert reeds in wanhoop:
Wat raet? Wat best geraemt in dees vertwijfeltheen?
De tijt geen uitstel lijdt; een oogenblick is geen
Genoeghzaemheit van tijt; indien men tijt magh noemen
Dees kortheit, tusschen heil en endeloos verdoemen.
Maer 't is te spa, en hier geen boete voor ons smet.
De hoop is uit. Wat raedt?
Dan wordt Lucifer met zijn gehele bende door Michaël en de trouwe engelen vernietigd. Uriël geeft een dramatisch verslag van de strijd en de diepe val van de opstandige geesten. Lucifers heerlijke schoonheid wordt
in 't zincken, onder 't vallen,
In een wanschapenheit verandert, al te vuil;
Dat helder aengezicht in eenen wreeden muil;
De tanden in gebit, gewet om stael te knaeuwen;
De voeten en de hant in vierderhande klaeuwen.
Nauwelijks is het loflied op Michaël verklonken of we horen het ontstellende bericht van de val van het eerste mensenpaar. Dan wordt de komst van een Verlosser aangekondigd: het kwade mag niet zegevieren over het goede.
Dit bescheiden artikeltje geeft slechts een zeer spaarzaam overzicht van de inhoud van het meesterlijke treurspel, in onze eigen moedertaal geschreven, Lucifer, de tragedie van het kwaad en de lichtstraal van het komende geluk. Het Nederlandse volk kent zijn dichters niet, wordt beweerd. Laat het onwaar zijn voor ons, die onze taal liefhebben. Leren wij Vondel kennen, een der grootste bouwers aan ons eigen Nederlands.