Taal op hoog niveau
(Da.) De burgemeesters ontvingen een dezer dagen een circulaire van de Minister van Oorlog, die als volgt aanving: ‘Middels mijn ambtgenoot van... enz.’ Het is toch wel heel erg, dat rijksambtenaren, wier pennevruchten onder de ogen komen van zoveel gemeenteambtenaren, met dergelijke hartverscheurende germanismen het voorbeeld geven tot taalbederf. (Het Ministerie van Oorlog spant ook wel de kroon in het gebruik van onzuivere taal). Zoudt U hieraan nu niet eens wat kunnen doen door ‘op hoog niveau’ aandacht voor deze dingen te vragen en te wijzen op de grote verantwoordelijkheid van onze departementen, ook voor het zuiver houden van onze taal? Een woord als ‘middels’ verspreidt zich steeds meer onder ons volk, wat geen wonder is, wanneer ons de injecties met dit gif van hogerhand worden toegediend en dan tenminste 1000 tegelijk. Of zullen wij over een paar jaar weer in ‘Onze Taal’ kunnen lezen: ‘De taal is een levend ding. “Middels” is nu eenmaal in onze taal opgenomen, heeft zich ingeburgerd. Wij hebben ons daarbij neer te leggen’?
(Red.) We zijn geen profeten, maar weten wel, wat er vroeger (1941, 40) in O.T. over ‘middels’ geschreven is: ‘Het is nooit in enig Nederlands bruikbaar, dan in knoei-Nederlands, bastaard-Nederlands!’ We zijn ook geen tovenaars en kunnen met een simpele wenk de kanselarijtaal niet tot een zuiver en ongekunsteld Nederlands maken. Van de rijksambtenaren wier pennevruchten enz., die lid zijn van O.T., weten wij met zekerheid, dat zij zich van hun verantwoordelijkheid ten opzichte van onze taal bewust zijn. In dit verband zou het onaardig zijn geen gebruik te maken van het knipseltje, dat ons werd toegezonden. Er was sprake van een enveloppe, waarop als afzender vermeld stond: De Griffier der Hoogen Raad der Nederlanden. Hierna kan ons niets meer verbazen.