U vraagt en wij...
vergissen ons deze eerste keer niet, want de eerste vroeg niets. Hij schreef slechts: ontzettend! Hij had een ‘mededeling aan onze losnummerkopers’ gelezen in een weekblad, dat wij niet willen noemen. Hij werd hels en vierde zijn toorn bot op een briefkaart. Wij vieren mee. □ Of in ‘als wij.. zouden lezen, stonden wij verbaasd’ dat ‘stonden’ wel goed is? Waarom niet? De verleden tijd komt in het Nederlands zeer veel als voorwaardelijke wijs voor. Tweemaal ‘zouden’ maakt de zin onverteerbaar. □ ‘Uitproberen’ gesignaleerd in echte drukinkt! Wij proberen het niet meer. Uit. □ ‘Kan jij Jansen’ lieten wij eens een inzittende van een autobus vragen. Iemand dient ons van repliek: ‘Neen, hoe doe je dat?’ Hij had zeker van die Duitse juffrouw gehoord, die op een examenvraag ‘Kennen Sie Ibsen?’ unverfroren ‘Nein, wie macht man das?’ zeide. □ Een andere verklaring van ‘mof’ kwam van de Nederlandse, die wij Oostenrijkse hadden genoemd. In Groningen kwam bij Oostenwind een muffe lucht, die van de rokende kalkovens over de grens naar onze Noordelijke provincie woei. Niet mis, die verklaring. Wij blijven maar bij onze knorrige huursoldaten, die er al waren vóór de kalkovens. □ Waarom ‘Dokumer’, maar altijd ‘Mokummer’ en ‘Hilversummer’? Wij hebben altijd ‘Mokumer’ geschreven en zijn er gloeiend trots op dit ook zo in woordenboeken gevonden te hebben. Niet verdubbeld wordt een medeklinker als tussenletter, wanneer er een onduidelijke klinker voorafgaat. De man uit Hilversum (en Bussum?) houden waarschijnlijk meer van duidelijkheid. Daar zit wat in. □ ‘Chocolaterie-winkel’ is een pleonasme, dunkt ons. □ Waartoe keelpijn niet leidt! Iemand bedacht onder het gorgelen, dat het toch wel ‘verkoudenheid’
moest zijn, net als ‘gelegen-gelegenheid’, ‘bereid-bereidheid’ enz. Fout, zeggen wij met nauw verholen verwaandheid. ‘Verkoud’ is het stokoude, gewone zwakke deelwoord van het werkwoord ‘verkouden’. Van dit ‘verkoud’ is ‘verkoudheid’ heel normaal gemaakt. Later heeft men, lang na die ‘verkoudheid’, er ‘verkouden’ van gemaakt, dus sterk. Dit is niet een slim uitgedokterd foefje van ons, we kunnen het bewijzen met allerlei bestofte, vergeelde, oeroude woordenboeken. Gorgelt U nu maar verder en probeert U niet Uw verkoudheid nog een stukje langer te maken. □ Een ijverige vriend van O.T. heeft de moeite genomen in één avondblad zes keer ‘rond’ te onderstrepen, dat natuurlijk ‘ongeveer’ moet zijn. Hij schrijft er bij: ‘Daarmee stelt practisch de gehele pers zich aan de kaak.’ Wij hopen, dat deze woorden ironisch bedoeld zijn. Wij zijn er zelfs van overtuigd. Die kaak is nu wel afgezaagd. Theoretisch dan en niet practisch. □ Die oude Cato met zijn nietszeggende gemeenplaats heeft ons altijd al geboeid. Overigens zijn wij van mening, dat ons ledenaantal verdubbeld moet worden.