U vraagt en wij...
In Leiden is een ‘Os- en Paardenlaan’. Wij zouden schrijven ‘Os-en-Paardenlaan’ om de samenkoppeling tot haar recht te doen komen of de streepjes geheel weglaten. Anders hebben wij het vreemde gevoel met een soort samensmelting van de Oslaan en de Paardenlaan te maken te hebben. Neen, zeggen verscheidene officiële gidsen. Wellicht een spelling uit traditie. Leidenaren moeten maar de oplossing van het raadsel(tje) zoeken. □ Die streepjes hebben het weer eens gedaan: ‘vier-en-veertig’ zou beter zijn dan ‘vier en veertig’. Het is toch een samenkoppeling. Het spijt ons wel, maar de meeste spraakkunsten verbieden ons de streepjes bij telwoorden. Wij hebben als de bliksem het artikel over de telwoorden in dit nummer nog eens nagekeken. □ Zegt u ‘wóónachtig’ of ‘woonàchtig’? Wij zeggen het laatste in de betekenis ‘zijn woonplaats hebbende’. Met klemtoon is ‘achtig’ zoveel als ‘hebbende’, zonder klemtoon ‘gelijkende op’, bijv. ‘róódachtig’. Er is waarachtig verschil tussen ‘wáárachtig’ en ‘waaràchtig’. U kunt het verschil kinderachtig noemen, als U wilt. □ Uit ‘halverwege’ en ‘zijns weegs’ kan men nog niet besluiten, dat ‘weg’ tweeslachtig is. Het woord is mannelijk. Een oude verwarring van geslachten is daaraan schuldig. Nog een voorbeeld is het vrouwelijke ‘huid’ met de afleiding ‘heelhuids’. Het eenvoudigste is te zeggen, dat deze s geen tweede-naamvalteken meer is. Zoekt U nu zelf het woordenboekgeslacht van ‘wereld’ en gaat U dan eens piekeren over die ondank, die... □ Waar het scheldwoord ‘mof’ vandaan komt. Wij vrezen nu alle mogelijke scheldwoorden te moeten verklaren, maar vooruit, men neemt aan,
dat het komt van het Duitse ‘muff’, dat in de tijden, toen Duitsers als huursoldaten in het leger van de Republiek dienden, gebruikt werd om knorrige lieden aan te duiden. □ ‘Valsspeler’ zo Oostelijk als ‘kleinburger’? Niet nodig. Het is een afleiding van ‘vals spelen’, dus bijwoord-werkwoord. De ‘hardlopers’, ‘sneltekenaars’ en ‘langslapers’ zitten in het zelfde niet-germanistische schuitje. □ De uitdrukking ‘Zondagsteek houdt geen week’ waarschuwt ons tegen werken op Zondag. De op die dag gedane steken rafelen weer los. Er schijnt ook nog een uitdrukking ‘met de Zaterdagse steek’ te bestaan, die dan ‘slordig’ betekent. Zo kan dus een Zondagskind op een blauwe Maandag enz. □ U vindt het tòch juist, dat de Ned. omroeper in een Duits bericht van ‘Hilversoem’ en ‘Kontsertkhebau-orkester’ spreekt. Opdat Duits-sprekende mensen het goed verstaan, moeten we onze eigennamen op z'n Duits uitspreken. Wij wachten nu op het geruststellende ogenblik, dat een Duitse omroeper voor een Nederlands publiek Duitse namen op zijn Nederlands uitspreekt. Dat zouden wij uiterst beleefd en belachelijk vinden. □ Het zij heel verre van ons te spotten met banketbakkers, doch de bakker, die ter gelegenheid van een jubileum liet drukken: ‘Wij tracteren U gratis op slagroomtaarten door onze koekzakken te bewaren’, maakte wel een raar koekebakkerstaaltje. Het pamflet, dat een lezer ons zond, gaat in ons museum. □ Anders is het gesteld met het knipsel ‘De vacantiepret is uit’, waarover wij iets moesten zeggen. Goed Nederlands. Het bijwoord met het werkwoord zegt ‘afgelopen’. De kachel en het boek en van alles en nog wat kunnen ‘uit’ zijn en dan zijn ze heus niet ‘met vacantie’. □ ‘De vrees werd openlijk
geuit.’ Deze vrees is zeker geen binnenpretje. Toch niet al te boos worden over dit dubbel zeggen. Emotionele taal. □ ‘Nevenstaand’ veel gebruikelijker dan het ouderwetse ‘nevensstaand’. Zowel ‘neven’ als ‘nevens’ komen voor in de betekenis ‘naast’. Dit ‘neven(s)’ is goed. Niet verantwoordelijk voor de misère van de ‘nevenproducten’ in de ‘nevenbedrijven’. Dit laatste ‘neven’ moet iets bijkomstigs uitdrukken en dat kan het niet. ‘Bij’ wel. □ De verdubbeling van ‘noch’ is geen fout van de laatste tijd. ‘Noch... noch’ is altijd goed geweest. Vondel: ‘de doot die spaart noch soete jeught, noch gemelijcken ouderdom’, of de brave jongen onder de Pruimeboom: ‘Hier is noch mijn vader, noch de tuinman, die het ziet’, of de ongeduldige struikrover bij Boerke Naas: ‘'k En heb noch tijd noch kogels meer.’ □ ‘Spiraleren’ betekent ‘schroefvormig bewerken’. Sommige boeken zijn gebonden door middel van een spiraal, die de bladen samenvoegt. Is het nu goed van ‘gespiraleerde boeken’ te spreken? Nu ja, goed.. Eigenlijk zou men voor het lezen van een dergelijk boek een gespiraleerde hals moeten hebben. Boekhandelaren schijnen het woord al jaren te kennen en te gebruiken. Het gebeurt in een taal zo dikwijls, dat een woord in een bepaalde verbinding een aparte betekenis gaat krijgen. □ Iemand heeft eens in ons blad iets hatelijks gezegd over ‘ponsster’. Een ander geeft ons nu de raad eens te kijken in Van Dale bij ‘persen’. Wij lazen bij dit woord o.a. ‘persster’. Het is sterk. □ In het vorige nummer stond ‘zonder dat zij zich rekenschap geven, dat..’. De vriendin, die ons onze feilen toont, maakt er zeer terecht ‘..zij zich er
van rekenschap geven, dat..’. Zij leest ook zo vaak ‘ik ben overtuigd, dat..’, dat het niet eens meer vreemd aandoet. □ Eigenlijk gemeen, dat wij de fouten van O.T. in een hoekje met kleine lettertjes laten drukken. Mensenkenners zullen hierin onze gekrenkte ijdelheid zien. □ ‘Het bewijs blijft niet rechtstaan’ is Frans. Nederlands is ‘houdt geen steek’. □ ‘Zelfwaarde’ is Duits. Zoveel gevoel van eigenwaarde moeten we hebben. □ ‘Bemoederen’ smaakt ons ook te veel naar het Duits. Anderen niet. Wij vertalen ‘bemuttern’ met ‘moederlijk verzorgen’. Schluss.