Boekbespreking
Dr. F.A. Stoett: Nederlandse spreekwoorden en gezegden. 7e druk. Geheel opnieuw bewerkt door Dr. C. Kruyskamp. Uitg. Thieme, Zutphen, 1951.
Iemand heeft eens het Nederlands een zeer bloemrijke taal genoemd, omdat talloze uitdrukkingen en spreekwoorden geen dood woordenboek-kapitaal zijn, maar dagelijks in de gewone omgangstaal gebruikt worden. Wat er van die bloemrijkheid ook waar moge zijn, juist is, dat wij allen ons wel eens afvragen, hoe we aan een bepaald gezegde gekomen zijn. Reeds sinds de 15e eeuw bestaan er spreekwoordenboeken. Van de laatste eeuw is het meest bekende dat van de in 1936 overleden Amsterdamse hoogleraar Stoett (1901); zelf bewerkte hij het tot de beknopte uitgave, die wij tot nu toe kenden als het spreekwoordenboek bij uitstek. In de afgelopen halve eeuw is het zeer verouderd. Kruyskamp heeft dit boek nu grondig herzien en het resultaat is een ‘Stoett’, die we met groot genoegen en veel vrucht kunnen raadplegen. Genoegen beleeft men zeker, als men zo eens te hooi en te gras een artikel van de ruim 1600 doorleest. Is het niet verbluffend te vernemen, dat ‘Joost mag het weten’ met een Chinees woord in verband gebracht zou kunnen worden? Natuurlijk moet de schrijver menigmaal toegeven, dat er geen bevredigende verklaring bestaat, zoals voor de meest gewone als ‘een bok schieten’, ‘loop naar de pomp’, ‘op zijn poot spelen’. Evenmin als een woordenboek, kan een spreekwoordenboek alles geven, maar de keuze is weldoordacht, de historische verklaring duidelijk en wetenschappelijk verantwoord, de vergelijking met de moderne talen zeer belangwekkend.