‘Hanteren’ hanteren
De oorsprong van ‘hanteren’ is het Franse ‘hanter’, dat ‘(veelvuldig) omgaan met’ en zo ook ‘spoken in’ betekent. Het Engelse ‘to haunt’ komt daarmee ongeveer overeen. In het Nederlands is een betekenis-verbinding ontstaan met ‘hand’, zodat er een nieuw werkwoord gekomen is met een van de oorspronkelijke afwijkende betekenis, nl. ‘omgaan met, ter hand nemen’ en wel met een zaaknaam als lijd. voorw., dus ‘hij hanteerde naald en draad’. Een persoonsnaam als lijd. voorw. te nemen is, bij het werkwoord in zijn bij ons gebruikelijke betekenis, afkeurenswaardig: niemand wenst gehanteerd te worden. Schrijvers van griezelverhalen moeten spoken niet oude landhuizen laten hanteren.