Practisch
Zeer terecht spreekt een onzer lezers zijn afkeuring uit over het gebruik van practisch in de in O.T., no. 9 van Sept. 1951, blz. 35, 2de kolom, r. 45 aangehaalde zinsnede van Dr. K. Heeroma ‘dan moet men... dus een punt plaatsen, in principe ergens, practisch altijd achter het woord.’ Hier had moeten staan ‘feitelijk’, want practisch betekent doelmatig. Maar zelfs Dr. Heeroma, die anders toch heus zijn taal wel beheerst, kan zich vergissen. En wie van ons zal het nooit eens verkeerd doen? Maar het is goed, dat onze aandacht er op wordt gevestigd. ‘Er wordt zo gezondigd met dit anglicisme’, schrijft onze lezer, ‘dat practische bestrijding, vooral in O.T. hoognodig is!’ Wij hebben dat woord ook helemaal niet nodig, we kunnen gerust op eigen benen staan! Of hebben onze eigen Nederlandse woorden afgedaan? Onze lezer gelooft het, want hij (Ha.) zegt:
Bijna, feitelijk, nagenoeg, eigenlijk, ten naaste bij,
Bijkans, zo goed als, vrijwel, deze ganse eedle rij,
Woorden van Oud Neerlands bloed,
Och, hun tijd is thans voorbij.
‘Practisch’ hebben z'afgedaan,
‘Practisch’ schoof ze van de baan!
Men leest dat in kindermeel
‘Practisch’ haast geen voeding zit,
Hoe onpractisch lijkt mij dit!
't Bouwbedrijf ligt ‘practisch’ stil,
Hoe onpractisch lijkt mij dit
Voor wie straks een huisje wil!
En een juffrouw, die op zolder
Vond ze ‘practisch’ stijf bevroren...
Hoe onpractisch leek mij dat!
‘Practisch’ zwart en ‘practisch’ wit,
‘Practisch’ achter, ‘practisch’ voor,
Zulk een taaltje is wel practisch,
Maar ‘De Taal’ verarmt er door!