misleiden. Zo vindt men den bril vaak in titels van strijd- en schimpschriften, waarin men den lezer een bril wilde opzetten, maar hem dan gewoonlijk tegelijk een bril op den neus zette! B. Dwingloo schreef in 1613 een geschrift onder den titel: ‘Chrystalynen bril, tot versterckinge van 't schemerende ghesicht der eenvoudighen.’ Westerbaen schreef een ‘Bril voor den Arminiaenschen Geus’, in 1672 verscheen een pamflet tegen Joh. de Witt, getiteld: ‘Brillen voor alderhande Gesichten’, en een spotprent uit 1793 heeft tot onderschrift: ‘Het gezicht van den armen Bataaf, gebeterd door den Bril, door Dumouriez, voor hem... gesleepen’. Elk ziet door zijn eigen bril komt voor in den zin van: ieder ziet het van zijn eigen standpunt uit, ieder heeft zijn eigen opvatting. Er zijn echter mensen, die geen eigen mening hebben, die niet uit eigen ogen, maar altijd door den bril van een ander zien. Ook zijn er van die pessimisten in de wereld, die alles door een donkeren bril zien, daarentegen zien de optimisten alles door een gekleurden bril! Men kan ook door een beslagen of zwarten bril zien, ja, ‘bij slecht humeur en matten geest, ziet m' alles door een doffen bril’. En Huygens zegt:
‘Verliefde Li'en zijn blind: sy sien maer door haer' lusten, Dat vuyle brillen zijn.’
Maar Westerbaen schrijft van Vondel naar aanleiding van diens Kracht des geloofs:
‘Nu vindt hy smaeck in grollen en legenden:... Hy ziet nu niet als door geverwde brillen.
Keurt geel voor groen, gelyck de glaesen willen.’ Een vroeger zeer gebruikelijke uitdrukking voor iemand bedriegen, iets op de mouw spelden was: iemand brillen verkopen. Tuinman dacht, dat de uitdrukking ontstaan was, ‘'t zy omdat de brillen 't gezigt bedriegen; of omdat de brillekramers doorgaans Smouzen, dikwijls bedriegers plegen te zyn’.
Brillen zonder glazen verkopen is waarschijnlijk een uitbreiding of wijziging van dezen vorm. Het Frans kent eveneens vendre de lunettes. In een brief van de stad Zutphen leest men: ‘Wy geloeven nyet dat by yemandt yewerlde (ter wereld) die meynonge gewest off noch zy zyner Furstliche Gnaede brillen toe verkoepen off zyner eeren nyet voldoen.’ L. de Boisot schreef in 1574: ‘Ten waer zaecke..., dat Uluijder oogen bij den Spaengaerden... verblinthoct ende... bekoockelt waeren geweest, zout Ghijlieden over langhe tijt gemerct... hebben, dat U de zelve onse Vianden... niet dan brillen ende rooc soucken te vercoopen’, en Anna Byns waarschuwde voor de ketters, van wie zij zeide: ‘Al willen sij goet evangelis sijn ghenaempt, Tsijn al vijsvasen, Sij vercoopen u brillen sonder glasen.’ En tenslotte nog een ander voorbeeld, waar de Spanjaard als bedrieger wordt gebrandmerkt:
Ghy weet dat hy (nl. de ‘Spaensche brilmaker’) alle neersticheyt doet,
Met lijf en goet, om zijn brillen te venten;...
Want hy over alle landen heeft wel sulcke mandamenten
Dat elc zijn brillen dier sal moeten coopen of halen.
Wee u, dan, ghy hoofstadt, als hy zijn brillen sal vercoopen en prenten
In u naeste dorpen, steden, ende ontrent u palen.’
De bril wordt ook gebezigd in allerlei uitdrukkingen, waarin men wil aanduiden, dat aan iemand door list of met geweld een nederlaag is toegebracht. Deze uitdrukkingen zijn ontstaan door de gedachte aan den knijpbril, de pince-nez, die aan den neus werd vastgeklemd; hij was een knip op den neus! Hier volgen een paar aardige voorbeelden:
‘Dies grijpt hy (Cupido) metter hant een van de beste brillen,
En seyt: Ick hebbe macht een stouten mont te stillen.
En siet! hy die terstond soo roerde zijnen beck,
Is boven al ghebrilt, is ver de meeste geck.
Hoe is de quant bedot! en by de neus ghegrepen!
Hoe leyt hy in de praem! wat crycht hy felle nepen!’
En elders:
‘Nu even als by ons d'humeuren gansch verschillen,
En op den zelven neus niet passen alle brillen,
Soo is den zelven toom voor ieder mensch niet goed,
Maer zorgt dat hy wel sluit, en past op uw gemoed.’
Ook in dezen zin wordt de uitdrukking: iemand een bril op den neus zetten wel gebezigd, dus iemand bedwingen, iemand de waarheid zeggen, ook wel: een poets bakken, of: met beschaamde kaken laten staan. Tegenwoordig zegt men: iemand een pen op den neus zetten. Bij Westerbaen komen de volgende regels voor:
‘Die Blinden Huychelaer! hoe slecht most hy staen kijcken,
Doe men hem so een Bril quam setten op zyn neus.’
En in de Hollandsche Spectator van Justus van Effen vindt men dit oude spotliedje:
In het Noorden van ons land zegt men wel: iemand een bril voor den neus zetten in den zin van: iemands licht onderscheppen, zijn uitzicht benemen. Ook kan de uitroep: Bril! een teleurstelling weergeven, nl. voor dengene,