Koppentaal
Naar aanleiding van het artikeltje ‘Gewichtig besluit’ in het Octobernummer, 1950, blz. 40, schrijft een deskundige lezer ons het volgende: De weglating van het lidwoord is geen telegramstijl, het is ook geen kindertaal - het is gewone koppentaal! De weglating van een lidwoord is een veelvuldige praktijk in de hedendaagse koppentechniek, die beheerst wordt door het verlangen zoveel mogelijk te zeggen in een zeer beperkte ruimte. Vandaar het veelvuldige gebruik van woorden als ‘reds’ en ‘huns’ in Amerikaanse en Engelse krantenkoppen. Het is U natuurlijk niet onbekend, dat er een bijzondere ‘headline’-taal is ontstaan, hetgeen reeds tot een of meer dissertaties heeft geïnspireerd. Om U nog een idee te geven van de moeilijkheden, waarmee een ‘koppenredacteur’ heeft te kampen, zij het mij veroorloofd hieronder een citaat weer te geven van een artikel uit The Christian Science Monitor van 3 October jl., dat mij toevallig op dezelfde dag als ‘Onze Taal’ onder de ogen kwam:
‘Indertijd had ik gedurende een week of twee de taak om de koppen te redigeren op een redactiebureau van een krant te Boston. Het was een avontuur dat mij nog heugt! Aan het einde van die periode dacht ik niet meer aan het gezichtspunt van de lezer of de schrijver van het bericht of van het artikel. Ik had volledig het standpunt ingenomen van de man die de koppen schrijft. De taak was ingewikkelder dan een Chinees raadsel.
Dag in dag uit deed ik pogingen om een hectoliter in een kopje te gieten. Ik telde de letters om te zien of ik ze binnen de beperkte ruimte van een kolom onder kon brengen. Dat is moeilijker dan men op het oog zou denken, want de smalle letters zoals de i en de t nemen slechts de ruimte in van een gedeelte van een gewone letter, terwijl de m of de w aanzienlijk groter zijn dan een gewone letter. Tenslotte dacht ik uitsluitend in éénlettergrepige woorden. Het zou mij moeite gekost hebben om een lang woord te gebruiken.’
Wij zijn onzen lezer zeer dankbaar voor zijn opmerkingen en wij kunnen hem verzekeren, dat wij van de moeilijkheden, waarmee de ‘koppenredacteur’ heeft te worstelen, ten volle overtuigd zijn. Een ‘koppenredacteur’ zit tussen twee vuren en hij moet zien tussen Scylla en Charybdis door te zeilen. Want aan den enen kant moet hij er voor zorgen, dat zijn opschriften pakkend, kort en duidelijk zijn. Juist die opschriften doen het publiek immers dikwijls naar een krant grijpen, zij moeten het blad aantrekkelijk maken. Maar aan den anderen kant moet de ‘koppenredacteur’ oppassen, dat hij geen taalbederver wordt! Dat kan zo maar! Hoe gauw komt hij er toe het taaleigen geweld aan te doen om toch maar kort te kunnen zijn! Het is haast onvermijdelijk, als de grootte van de letters over de woordenkeus moet beslissen. Wij geloven dan ook, dat die koppentaal toch in elk geval nauw met den telegramstijl verwant is. Ook daar komt het er op aan in de kleinst mogelijke ruimte zoveel mogelijk te zeggen; op juistheid van uitdrukking wordt daarbij minder, in den regel zelfs helemaal niet gelet. Zou er door den ‘koppenredacteur’ wel op gelet worden? Wij betwijfelen het en begrijpen, dat het moeilijk is. Ja, de koppen moeten zo kort en pakkend mogelijk zijn, maar dit mag niet ten koste van de taal gaan! Wij zouden dan maar liever een kleiner lettertype voor de koppen gebruiken, als wij ons, dank zij de daardoor gewonnen ruimte, beter en mooier in onzen kop konden uitdrukken! Heus, als men een hectoliter in een kopje giet, móet er iets verloren gaan. Laten wij onze taal niet aan de koppenreclame opofferen.