Onze Taal. Jaargang 19

Een moeilijk geval

Een lezer roept onze hulp in naar aanleiding van de volgende advertentie: ‘Burgemeester en Wethouders van X brengen ter openbare kennis, dat het in het belang van een doeltreffende behandeling van tot hun college te richten verzoeken om toestemming tot het gedurende het jaar 1951 houden van openbare geldinzamelingen noodzakelijk is, dat deze, voorzover dit nog niet is geschied, ten spoedigste, doch uiterlijk op 30 November 1950, schriftelijk aan hen worden

[p. 47]

ingezonden. Op na die datum in te dienen verzoeken zal bij het vaststellen van het voor het jaar 1951 geldende collecteplan geen acht meer kunnen worden geslagen.’

Onze lezer zit enigszins verlegen met den eis tot schriftelijke inzending. Hij verzendt wel veel brieven, maar die verzending gebeurt meestal per post of door middel van een ander persoon. Maar schriftelijk inzenden? Ja, het is inderdaad wat vreemd uitgedrukt. Het woord schriftelijk zal waarschijnlijk niet op inzenden, maar op de verzoeken betrokken moeten worden. Er moeten schriftelijke verzoeken worden ingezonden. Dat zou kunnen, ofschoon dat woord schriftelijke ook hier geheel overbodig is, want hoe zou men een mondeling verzoek nu kunnen inzenden? Of een verzoek mondeling inzenden? Het komt ons voor dat B. en W. van X eigenlijk hadden willen schrijven: dat deze (verzoeken) schriftelijk aan hen worden gedaan of schriftelijk tot hen worden gericht. Dat zou tenminste goed Nederlands geweest zijn. Overigens hebben wij allen eerbied voor onzen lezer, als hij de mededeling van B. en W. onmiddellijk heeft begrepen. De eerste zin althans is zo ingewikkeld, dat hij op den gemiddelden dagbladlezer den indruk van een puzzle moet maken!