Korte metten maken
Een lezer schrijft naar aanleiding van de verklaring van deze uitdrukking in O.T., 1950, blz. 14, kolom 2, het volgende:
Ten eerste heb ik bezwaar tegen het gebruik van de verleden tijd in de tweede zin der verklaring (‘moesten’). Het zingen (liever niet ‘opzeggen’) der Metten geschiedt namelijk nog altijd onveranderd dagelijks (beter: ‘nachtelijks’) in de talrijke kloosters van kontemplatieve orden, die over de hele wereld zijn verspreid. In Gelderland noem ik maar als voorbeeld: de Benedictijnen en de Trappisten, met diverse abdijen en kloosters in diverse provincies.
Vervolgens: het zal natuurlijk zéker waar zijn, dat, in de tijd van algemeen verval, enkele eeuwen geleden, met het nachtelijk koorgebed ‘het handje werd gelicht’. Na het herstel van de goede geest en de tucht in het kloosterwezen, ook al weer lang geleden, kan men dit echter in de praktijk wel als uitgesloten beschouwen. Ik betwijfel dan ook eigenlijk of wel daarin alleen de oorsprong van het gezegde te zoeken valt. Zou het niet eerder zo zijn, dat de uitdrukking verband houdt met het feit, dat de liturgische tekst der Metten (zijnde het eerste stuk der dagelijkse kerkelijke getijden, die van Metten tot Kompleten uit 8 delen bestaan) niet altijd even lang is? M.a.w. soms wel eens korter is dan gewoonlijk? Men zou, wat dat betreft, in elk geval heel goed kunnen spreken van ‘korte Vespers maken’, want bijvoorbeeld in Paastijd is de officiële tekst van de Vespers aanzienlijk korter dan anders.