Een puzzle!
‘Hierdoor bericht ik U, dat van 6 t/m 9 December 1949, of zoveel langer of korter dan nodig zal zijn - - wegens uit te voeren werkzaamheden - - het niet mogelijk zal zijn motorrijtuigen op dit gedeelte der gracht te parkeren’.
Langer of korter dan, goed nietwaar? Dan gebruiken we immers na comparatieven? Zeker! Maar: zoveel als! Een gelijkheid wordt toch door als uitgedrukt? Ja, ook dat is juist. Maar nu: zoveel langer of korter..... dan? of als? Daar zitten we nu! Hoe komen we daar nu uit? Moeilijk? Helemaal niet! Als we dìt maar goed vasthouden: bij een ongelijkheid: dan, bij een gelijkheid: als. Wat is de bedoeling van den aangehaalden zin? Dat het parkeren van motorrijtuigen op dat gedeelte van de gracht niet langer of korter dan nodig is, mogelijk zal zijn? Neen. Wat dan wel? Dat het parkeren van motorrijtuigen daar van 6 t/m 9 December of zoveel langer of korter dan van 6 t/m 9 December als nodig zal zijn, onmogelijk is. Hier is de sleutel van het geheim. In dezen zin zitten twee vergelijkingen, een van twee ongelijke en een van twee gelijke grootheden. In de eerste wordt een onbepaalde tijd vergeleken met het tijdperk van 6 t/m 9 December: een onbepaalde tijd (nl. zoveel als nodig zal zijn) langer of korter dan het tijdperk van 6 t/m 9 December. In de tweede vergelijking worden twee nog onbekende, maar aan elkaar gelijke grootheden vergeleken: zoveel als nodig zal zijn. Deze twee vergelijkingen zijn door elkaar gehaald en zodoende is dan op de plaats van als terecht gekomen. Ten onrechte natuurlijk. De zin moet dus zo luiden: ... van 6 t/m 9 December, of zoveel langer of korter (dan van 6 t/m 9 December) als nodig zal zijn. Het ‘langer of korter’ slaat niet op ‘nodig zal zijn’, doch op het genoemde tijdperk: ‘van 6 t/m 9 December’; ‘nodig zal zijn’ daarentegen slaat terug op ‘zoveel’, er is
hier dus sprake van een gelijkheid.
Bezint eer gij begint te spreken of te schrijven!