In memoriam F.J.W. Drion
Onze Taal lijdt slag op slag.
In weinige jaren verloren wij drie dergenen, die behoord hebben tot de oprichters van het Genootschap. Elout verloren wij eerst, Elout, den stoeren en sterken. Smit volgde hem, Smit, de bescheiden,
stille en getrouwe werker. Nu hebben wij de baar gevolgd van Drion, den wijsgeerigen. Fijnzinnig waren zij alle drie. Het zijn zware slagen, die het Genootschap te dragen kreeg. Enkele dagen voor zijn dood hebben wij nog overleg met hem, den 74-jarigen, maar krachtigen mensch, gepleegd over de vraag, welk aandeel hij op zich zou nemen in de verzorging van ons maandblad. Hij was nog vol goeden wil. Een hoofdartikel zegde hij toe, voor een der volgende nummers. Zijn pen bleef rusten, doordat de dood hem overviel. Nochtans waren zijn gedachten, na den dood van Smit, zelfs in zijn laatste levensdagen bij ons werk. Het ontroert ons, dit te weten. Wij hebben hem gekend, dertig jaren, als een fijnzinnig denker en schrijver, een beheerscht mensch, gewaardeerd en geëerd in welken kring hij zich ook bewoog. ‘Dat lijkt mij een goed denkbeeld’, schreef hij aan Elout, ‘het Genootschap tot het practisch beoefenen van zuiver Nederlandsch. Ik ben gaarne van de partij’. Hij is zeventien jaren ‘van de partij’ geweest, zeventien jaren, waarin hij zelden ontbrak op vergaderingen en menigmaal zijn pen leende voor bijdragen, welke het orgaan hebben gesierd. Ook deze pen zal nu rusten. En deze dooden roepen de jongeren, die een liefde hebben voor onze taal als zij.
Drion heeft den leeftijd van 74 jaar bereikt. Na zijn schooljaren legde hij zich toe op de studie van wiskunde, wijsbegeerte, economie en staatswetenschappen. Hij werd wiskundig adviseur van eenige verzekeringsmaatschappijen. Van 1907 tot 1909 trad hij op als voorzitter van de Vereeniging voor Wijsbegeerte te Arnhem. Later werd hij lid van het bestuur van die vereeniging in Den Haag. In 1913 kozen de vrij-liberalen hem in de Tweede Kamer, waarin hij zitting had tot aan de