‘Voorleggen’.
Een correspondent schreef ons eens: ‘Wilt U zoo vriendelijk zijn mijn opmerkingen te bevoegder plaatse voor te leggen’. Het kwam ons voor, dat er in die zin iets verkeerds was. Maar wat? Ter bevoegder plaatse, met een r? Of is het slot een germanisme misschien?
Wij maakten onzen correspondent deelgenoot van onze verdenking, maar deze wierp de mogelijkheid dat de zin niet in orde zou zijn verre van zich. Wij spraken toen af, dat wij onze bedenking tegen de gebezigde zin in Onze Taal zouden publiceren, onze correspondent zou dan zijn standpunt toelichten en dan hoopten wij dat een lid van onze Raad uitspraak zou willen doen.
Aldus geschiedde. Een paar regels in Onze Taal - ‘wij leggen niet voor, zoo maar, wel kunnen wij iets “aan iemand” voorleggen’ - en een uitvoerig verweer van onzen opponent.
‘U zegt dat U den zin: “Wilt U zoo vriendelijk zijn mijn opmerkingen te bevoegder plaatse voor te leggen” iets zeer bedenkelijks vindt. Ik voel deze uitdrukking in het geheel niet als verkeerd aan. Ik deel Uw meening, dat wij bij voorleggen steeds direct denken aan een persoon aan wien wordt voorgelegd. Ik voel echter niet de noodzakelijkheid dezen persoon ook uitdrukkelijk te noemen wanneer uit het zinsverband duidelijk is dat het voorleggen aan iemand geschiedt. Deze duidelijkheid kan naar mijn gevoelen heel goed ontstaan door een plaatsbepaling. Wanneer men zegt iets te bevoegder plaatse voor te leggen, dan denkt men dadelijk aan den persoon aan wien deze voorlegging zal geschieden.
Op zichzelf zit dat ook reeds in de uitdrukking “te bevoegder plaatse” want het is toch zeker niet de plaats die bevoegd is, maar de persoon die de plaats inneemt. Ik acht dit laatste echter geen eisch voor de juistheid van den zin. Wanneer het voor het verkrijgen van iets noodig is een of ander papier aan b.v. een burgemeester voor te leggen, dan voel ik niet de noodzakelijkheid om de aanduiding van den persoon in den zin niet alleen in gedachte maar ook in werkelijkheid op te nemen. Ik heb dan geen bezwaar tegen den zin: “dit stuk moet te Amsterdam worden voorgelegd” maar om dezen zin aanvaardbaar te maken moet het voor mijn gevoelen wel heel duidelijk zijn aan wien dat voorleggen geschiedt.’
En nu een lid van ons deskundig college:
* ‘Zijn opmerkingen te(r) bevoegder plaatse voorleggen.’ Dat is geen Nederlandsch; het klinkt puur Duitsch.
Al kunnen wij in bepaald verband wel: voorstellen, mededeelen, aangeven (bij de politie), aanbrengen (dito), aan-, opgeven (bij de belasting-ambtenaren), bekend maken, en enkele andere werkwoorden, die een lijdend en een belanghebbend voorwerp (of verwante voorzetselbepaling) tezamen bij zich hebben -, al kunnen wij die voor een volledige voorstelling ook gebruiken zonder dien belanghebbenden persoon te noemen, dit geldt toch alleen voor sommige veel gebruikte uitdrukkingen, en kan niet leiden tot den algemeenen regel, dien de inzender van den brief schijnt te bedoelen. In dit ‘voorleggen’ van iets aan iemand zit vaak iets van terechtwijzing, zooals we dat sterker vinden in: iets aan iemand ‘voorhouden’. Zal vrager er ooit toe komen te zeggen: men moet dit ter bevoegder plaatse eens voorhouden? Hier hoort de persoon,