Uitgescheje
Onze inzender De. is het er niet mee eens dat, waar hij sprak over ‘uitgescheeën’, wij in ons betoog schreven ‘uitgescheje’. Maar geen mensch zegt ‘uitgescheeën’; dat kan men ternauwernood uitspreken. Die ‘d’ is niet weggevallen, maar overgegaan in ‘j’.
Onze inzender - en een stem uit Delft is hem daarin bijgevallen - kan er zich niet mee vereenigen dat wij zijn ‘uitgescheeën’ over één kam willen scheren met ‘gebreeën’, uitgescheje met gebreje en dgl. Vindt inz. onze voorbeelden zooveel erger dan zijn vorm? Nu maar wij verzekeren hem dat ‘gebreje’ verdedigers heeft, meer misschien als het er op aankomt dan uitgescheje. Was het niet een leeraar, een die een voornaam deel had aan het taalkundige tijdschrift van wijlen Prof. Kruisinga, die met hartstocht ‘bree - gebreeje’ verdedigde als ‘beschaafd’?
Het is dat inz. niet veel op heeft met woordenboeken, dat hij ‘inzake het spraakgebruik (de gesproken taal) meer waarde hecht aan de communis opinio der “geïnteresseerde leeken” dan aan eenig woordenboek’; anders zouden wij den geleerden J.W. Muller tegen hem in het veld voeren, die in W.N.T. op ‘breien’ al de vormen uit de Hollandsche volkstaal (vrij algemeen) als: bree - gebreeën vermeldt. En wat ‘vrijen’ betreft, Brill noemt dit ww. (intr.) sterk (vree, gevreeën); bij ‘breien’ kent hij ook de sterke vormen. Maar niet bij ‘scheiden’ de vormen met eej. - Weiland (begin 19de eeuw), en dat mooie woordenboek Ndl.-Fransch van Halma, uit begin 18de eeuw, hebben beide al ‘ben uitgescheiden’ in den zin van fra. ‘cesser’, ons ‘ophouden met’ dus.
Als onze inz. dus gelijk had met zijn stelling: ‘uitgescheeën’ is èn algemeen, èn beschaafd, dan zouden wij het geval hebben van een algemeen gebruikt werkwoord, dat in de 19de of de 20ste eeuw zou afgezakt zijn en uitsluitend behouden in de lage, uit Hollandsch dialect afkomstige volkstaal van een deel van ons land, en dan daaruit weer opgeklommen in het algemeene ‘beschaafde’ gebruik, maar alleen gesproken; niet geschreven, - dan alleen om uitsluitende spreektaal eens een keertje op schrift te stellen.
Maar aan dat ‘algemeene, beschaafde’ gebruik van den vorm uitgescheeën gelooven wij niet.