[Vragen]
‘Wij bezigen menigmaal de uitdrukking: een lot dat ons beschoren is; het verleden deelwoord blijkbaar van het werkwoord “bescheren”. Kunnen wij dit werkwoord ook gebruiken, of is dat een germanisme?’
Te.
§§ - Inderdaad, beschoren is het verl. deelw. van bescheren, een werkwoord dat oorspronkelijk zwak vervoegd werd, maar dat onder invloed van ‘scheren’, haarsnijden, de sterke vervoeging verkregen heeft.
Het ‘scheren’, waarvan bescheren afgeleid is, drukt uit: afdeelen, schikken. Iets beschikken, bepalen. ‘Hier wordt dan plaets bescheert in tam, of wilde dieren’ (Cats). ‘De dagh... die God beschoren had Tot wraeck...’ (Vondel). ‘Den tijt die is verschenen Dat ick een herder ben van Iacobs huys bescheert’ (Vondel).
Ook: Iets voor iemand bestemmen, hem iets toebedeelen, bezorgen. Met een persoon of soms met een zaak als onderwerp. ‘Wiens moedwil leedt bescheert den vroomen’ (Hooft). ‘Ick heb sijn oudsten soon een schoone Bruyd beschoren’ (Vondel). Thans verouderd.
Gebruikelijk nog met God, de goden, het noodlot of eenige andere bovenmenschelijke macht als onderwerp; meest in het passief. ‘Sijns hertzen wensch... Hebstu hem, Heer, bescheeret’ (Marnix). ‘Wat Godt ons heeft bescheert, dat moet ons vergenoegen’ (Vondel).
‘De volgende uitdrukkingen hoort en leest men dikwijls: plompverloren en voetstoots; hoe zijn deze ontstaan?’
Lo.
§§ - Voetstoots, zoo als men iets vindt als men er plotseling, plompverloren, voor komt te staan, op het oogenblik dat als het ware de voet er tegen stoot.
Plompverloren, koppeling van Plomp en Verloren. De gelijkbeteekenende uitdrukkingen bot- en plotsverloren - oordeelt Dr. Van Lessen in W.N.T. - wijzen er op dat men het eerste lid moet opvatten als een bijwoord met de beteekenis: plotseling, opeens. Dat ‘verloren’ zou zijn: in het wilde (volgens Franck-Van Wijk), of: in 't honderd (Stoett) is niet zeker; uit de oudste voorbeelden zou men eerder opmaken dat het aanvankelijk zijn eigenlijke beteekenis had en dat plompverloren als praedicatief bijwoord werd beschouwd. Doch al heel spoedig heeft het een verzwakte beteekenisopvatting gekregen en thans beteekent het: op het onverwachtst, zonder dat men er op verdacht is; ook: zonder zich te bedenken, zonder voorbereiding.
‘Ik stoot mij telkens aan de gewoonte van vele Nederlanders om een dubbele ontkenning te gebruiken; “nooit geen” bv. Ik heb dat verschijnsel nooit in andere talen ontmoet; het schijnt speciaal een (on)hebbelijkheid van onze mindere standen te zijn.’
Oo.
§§ - Inderdaad, de dubbele ontkenning komt veel voor, maar het verschijnsel is stellig niet beperkt tot onze taal; men ontmoet het bv. veel in het Engelsch: ‘we don't want no..’. En wij betwijfelen of het een bijzonderheid is van den ‘minderen stand’. Als wij Ulrike von Levetzow hooren zeggen van haar verhouding tot Goethe: ‘keine Liebschaft war es nicht’, dan krijgen wij wel een anderen indruk.
Het schijnt een soort modale uitdrukking geworden te zijn, ten doel hebbende de ontkenning te versterken.
‘... dat wij er ook wel kunnen komen door klap te loopen op enz. Is dat geen eigenaardige vorm: klap te loopen?’
t. H.
§§ - Inz. bedoelt dat klaploopen als een onscheidbare vorming beschouwd moet worden, dus: ... door te klaploopen? En dan: ik klaploop, ik klapliep, ik heb geklapl....? Moeilijk!
Het is een eigenaardig woord, klaploopen; wellicht - en niet onwaarschijnlijk zelfs - een jonger formatie dan ‘klaplooper’ (een samenst. afleiding van ‘klap’ en ‘loopen’ op -er), en dit woord later als grondwoord gevormd.
Wij zouden klaploopen als een soort elliptische formatie van: Met, Op de klap loopen, kunnen beschouwen. De ten voorbeeld gegeven zin zou dan beteekenen: ... dat wij er ook wel kunnen komen door met - op - de klap te loopen’. ‘In zinnen als: “dit is doelmatig, aangenaam en... goedkoop” wordt in den regel de rust nà “en” geplaatst. Indien men stil leest is hier niets tegen; echter indien men voorleest, voordraagt of toespreekt wil het mij voorkomen dat men het doel - het klap-op-de-vuurpijlachtige van het slot - beter bereikt door de rust vóór “en” te laten vallen en dit woordje niet, of heel zwak te betonen, den nadruk op de slotopmerking plaatsend.’
Bu.
§§ - ‘En’, met verheffing uitgesproken, en gevolgd door een pauze, spant de aandacht en doet aldus het volgende zinsdeel goed tot zijn recht komen.
‘Reizen, varen, vliegen en soortgelijke ‘werkwoorden van beweging’ kunnen zoowel met ‘hebben’ als met ‘zijn’ vervoegd worden. (Hij heeft in zijn leven veel gereisd; ik ben over Brussel, naar Parijs gereisd.) Is hier een vaste regel voor te formuleeren? En speelt daarbij misschien een rol, of de richting al of niet is aangegeven?
De.
§§ - Zou het ook niet zijn dat wij met ‘hebben’ de actie uitdrukken, en met ‘zijn’ de toestand? ‘Ik ben over Brussel gereisd’: ik ben hier, na mijn weg genomen te hebben over Brussel?
‘Wat moet men schrijven: nevensvermelde of nevenvermelde?’
Po.
§§ - Het W.N.T. zegt: Nevengaand, thans: nevensgaand; bij, met iets anders samen gezonden wordende.
Nevens is gevormd van ‘neven’, op dezelfde wijze als: jegens van ‘jegen’, en: wegens van ‘wegen’.
Neven, in samenstellingen, gebruiken wij niet zooveel meer; men ziet het nog wel eens gebezigd in den zin van: bij-, het denkbeeld dus van ondergeschiktheid uitdrukkende: nevenzaak, nevenverschijnsel en dgl. Puur Duitsch natuurlijk.
‘Hoe komen we aan de uitdrukking ‘spierwit’?
De.
§§ - Met ‘spier’ werd oudtijds aangeduid het witte vleesch van hoenderachtige vogels. ‘Goede leckere Marcepeyn, die sy selve vant Spier van Capuynen ende Veldthoenderen, met Suycker ende Amandelen bereydt hadde’ (Marnix). ‘Carnis delicatioris & tenerioris atque albioris pars in auium pectore: vulgo album auis, caponis, &c.’ (Kiliaan).
Kom er nu ereis om!
‘Kunt U iets vertellen over het in de spreektaal zeer gebruikelijke woord: vast, of ‘alvast’, in de beteekenis van: reeds, met de bijgedachte aan: zonder te wachten?
De.
§§ - ‘Alvast’, uit ‘Al’, in den zin van: reeds, en het bijwoord ‘Vast’, in den zin van: intusschen. Intusschen reeds, nu reeds, voorshands, voorloopig, in afwachting van hetgeen later volgen zal.
‘Wij aten thuis een carbonade en vroegen ons af wat dit smakelijke gerecht met “verkolen” te maken heeft. Als het ons “gecarboniseerd”, d.i. verkoold voorgezet zou worden, zou het ons niet smaken.’
v. He.
§§ - Een carbonade is niet ‘gecarboniseerd’, in den zin van ‘verkoold’; het is vleesch dat op gloeiende kolen - lat. carbones - geroosterd of gebraden is. It. carbonata.
‘Is schermutseling een afleiding van schermen?’
El.
§§ - Schermutseling van schermutselen, frequentatief van schermutsen. Van een oud germaansch woord, dat in het Italiaansch overgenomen is met schermire (schermen), waarvan it. scaramuccia; oudfr. escarmochier, mod. fr. escarmoucher. Eng. to skirmisch.
‘Wat beteekent zweem, in uitdrukkingen als: zijn bewering bevat geen zweem van waarheid?’
Ub.
§§ - Een zweem, een vleugje. Oudere beteekenis: vlugge beweging, 't vlug over iets heen glijden. Zweemen, zweven, zwaaien, zich bewegen, heen en weer gaan.