Onze Taal. Jaargang 15
(1946)– [tijdschrift] Onze Taal– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd[Nummer 9]De verbindings-sIn No. 1 van de 15e jaargang van O.T. wordt naar aanleiding van de verbindings-s in ‘bezettingsschade’ vermeld, dat een vaste regel voor invoeging van zulke verbindingsklanken niet bestaat. Ik heb gemeend te moeten vaststellen, dat deze ‘s’ achter het suffix ‘ing’ uitsluitend wordt weggelaten, indien de werkwoordstam met dit suffix een begripseenheid vormt, die niet meer in haar deelen wordt gevoeld. Aldus:
belastingsproef - belastingambtenaar; berekeningsmethode - rekeninghouder; afleidingsmanoeuvre - leidingwater; ontspanningsgebouw - spanningmeter; beschuttingskoepel - schuttingpaaltje; herstellingsoord - stellingoorlog; bewegingsvrijheid - richtingaanwijzer.
En uiteraard: haringkop, bokkingmaaltijd, palingvel, honingbij, waaruit blijkt, dat hier geen sprake is van een welluidendheids-s; bij koningskroon is blijkbaar sprake van een oude genitief-s.
Met het voorgestelde ‘betaalstaat’ in plaats van ‘betalingsstaat’ kan ik mij niet vereenigen. Dergelijke samenstellingen, waarbij het eerste deel van een onscheidbaar werkwoord is afgeleid, worden in het algemeen met het suffix ‘ing’ gevormd, zooals: vervolgingswaanzin, verdovingsmiddel, onderbrekingssignaal, begrenzingswaarde, verdelgingsmethode, onderdrukkingsmaatregel, vergrendelingsinrichting, onthoudingsmaatregelen, ontluizingspoeder, ontmoetingspunt, versterkingsbuis, belastingsimpedantie. De uitzonderingen op dezen ‘regel’ kunnen, naar ik meen, als volgt worden samengevat:
Het suffix ‘ing’ komt te vervallen, indien:
Ka.
Wij danken den geachten inzender voor zijn opmerkingen. Een enkel woord tot repliek, en dan sluiten wij voorloopig het debat over dit onderwerp. ‘..., waaruit blijkt, dat hier geen sprake is van een welluidendheids-s.’ Wie had dat dan beweerd? Die ‘s’ na -ing zal er voor de duidelijkheid staan. | |||||||
[pagina 38]
| |||||||
Inz. verliest o.i. uit het oog dat van die ‘s’ alléén kwestie is bij zuivere nomina actionis, bij werkingsnamen, verbale zelfst. naamwoorden dus die met het achtervoegsel -ing van een werkwoord zijn afgeleid. Daardoor vervallen vanzelf: haring, bokking, paling en honing. Maar daardoor vervallen óók: belasting, leiding, schutting en stelling, die al sinds lang geen nomina actionis meer zijn, doch zuivere concreta. Ook woorden als: rekening, spanning en richting zijn geen echte verbale nomina meer, en bovendien bestaat er bij rekeninghouder en richtingaanwijzer een objectsverhouding tusschen het eerste lid en den stam van het tweede. Zoo bestaat er ook terecht verschil tusschen gelukskind en gelukwensch.
Inz. bestrijdt het door ons voorgestelde ‘betaalstaat’. Hieromtrent merken wij het volgende op. Om bij nieuw te vormen woorden te kiezen tusschen den verbalen stam als eerste lid en een verbaal zelfst. nw. op -ing, kan soms moeilijk zijn, maar het is dat natuurlijk niet als er geen znw. op -ing van een bepaalden werkwoordsstam bestaat (zie de onder a) vermelde woorden). Wat inz. dienaangaande zegt is voor geen tegenspraak vatbaar, maar wij zouden denken dat in zoo'n geval niet veel menschen met hun handen in het haar zullen zitten! Als er een verbaal nomen bestaat dat gelijk is aan den stam van het werkwoord (zooals bij de onder b) genoemde woorden) zal men in het algemeen ook geen behoefte meer hebben aan een tweede op -ing er naast. Maar ook dát is het alternatief niet. De vraag is: moet men maken: betaal-staat naar analogie van betaal-meester, of: betalingsstaat naar betalingstermijn? Dus in een geval waarbij van een znw. ‘betaal’ geen kwestie is. Wij denken hierbij ook aan: weeg-schaal, stijg-beugel, huishoud-school en vele derg. samenstellingen. Inz. verkiest ‘betalingsstaat’? Best, het is z.i. een staat waarop betalingen genoteerd staan. Maar wat betreft zijn bestrijding van ons ‘betaalstaat’, erg overtuigend vinden wij zijn bezwaren niet, en wij gelooven dat ons woord ook heel goed te verdedigen is. Al was het maar alleen daarom dat het aantal van die -ing-samenstellingen niet noodeloos vergroot moet worden. De analogie werkt bij die formatie toch al als de groeikracht van een woekerplant. Tot nu toe heeft gelukkig niemand nog behoefte gevoeld om een woord als ‘huishoudingsschool’ te bakken, al kan men het verdedigen door te zeggen, dat een meisje daar onderricht in de huishouding krijgt. Huishouding is trouwens ook al geen zuiver verbaal nomen meer. Bij het lezen van inzenders betoog krijgt men den indruk dat hij geneigd is de onderhavige taalkwestie als een rekensom op te lossen. Dat gaat hier niet en dat zal nooit gaan, omdat bij ieder nieuw geval behalve redeneering, ook taalgevoel en tact te hulp moeten komen. |
|