[Nummer 7]
Etymologie (en wat er aan ‘vast’ zit)
Van de verschillende rubrieken in ons blad is die welke zich bezig houdt met de afkomst onzer woorden het meest in trek. Als wij een etymologisch woordenboek in handen krijgen, leggen wij het niet zoo spoedig weg, en wij willen van tijd tot tijd gaarne ook eens een duit in het zakje doen. Zeker, wij weten wel dat onze Raad het neuzen in etymologische woordenboeken voor ons, leeken, niet aanbeveelt, omdat wij die boeken toch niet weten te hanteeren. Maar toch...!
Er zit inderdaad veel aan vast en als wij zien hoe vakmenschen soms moeite hebben om tot een redelijk resultaat te komen, is het wel te begrijpen dat zij tot ons, die geen studie van deze dingen maken, den raad richten: breekt U er het hoofd niet mee, laat dezen tak van wetenschap maar aan ons over.
Laat ons een voorbeeld geven: het woord langwerpig. Daar zijn wij, leeken, al heel gauw mee klaar: daar zit duidelijk ‘werpen’ in; daar valt niet over te praten. Ja, en toch ìs er over gepraat, en veel ook.
Prof. Vercoullie is het met dit ‘werpen’ eens en zegt dat langwerpig samengesteld is met een verbaal adjectief *warpi-, dat bij ‘werpen’ behoort. Maar wat de beteekenis van dat *warpi- is geweest zegt Prof. V. niet.
Prof. Van Wijk oordeelt eveneens dat het tweede lid van ‘werpen’ gevormd is, maar voegt er bij, dat het duister is, naar welke analogieën het woord ontstaan is. Dr. Heinsius, in W.N.T., aanvaardt ook dit werpen en zegt: ‘de oorspronkelijke beteekenis zal dan geweest zijn: zoodanig als bij een worp in de lengte ontstaat, lang uitgeworpen of iets dergelijks’. In het Mnl. kwam het woord ook reeds voor, o.a. in den vorm ‘lancwerpelt’. Wie Middelnederlandsch noemt, denkt aan Prof. Verdam, en Prof. Verdam zegt ten aanzien van ons woord, dat het niet helder is: ‘het verband van “-werpe”, “-werpel”, “-werpig” met het ww. “werpen” ... is, wat de beteekenis betreft, niet duidelijk’. De schrijver geeft dan twee mogelijkheden ter verklaring, nl. òf verwantschap met ‘werpel’, hd. ‘würfel’, dobbelsteen, òf met ohd. ‘hwerbal’, rond.
Prof. Logeman heeft een uitvoerig artikel aan langwerpig gewijd. Dat het tweede lid de stam van ‘werpen’ bevat, spreekt volgens dezen schrijver vanzelf; de moeilijkheid is echter, dat werpen een transitief werkwoord is, terwijl hier een intransitief begrip wordt vereischt. Hij toont dan verder aan dat het Oudeng. ‘weorpan’ ook ‘vallen’ kan beteekenen, en dat er in het Germaansch verscheidene transitieve werkwoorden zijn die in bepaalde omstandigheden intransitief gebruikt kunnen worden. Ook heeft de schrijver een aantal werkwoorden verzameld, die in normale gevallen een begrip weergeven van verandering, maar soms gebruikt kunnen worden voor dat van rust, en ook het omgekeerde. Daar nu ‘vallen’ soms ‘worden’ en zelfs ‘zijn’ kan beteekenen, en ‘werpen’ in het Ogerm. de beteekenis ‘vallen’ kon hebben, meent Prof. Logeman dat er geen bezwaar is om aan te nemen dat langwerpig oorspronkelijk heeft aangeduid datgene, ‘wat lang is’.
Zoo; nu is de zaak van alle kanten bekeken en wij gevoelen neiging om nu maar het debat te sluiten. Maar niet aldus het lid van onzen Raad Dr. Van Lessen.
Dat een transitief werkwoord soms intransitief kan zijn, zoo oordeelt Dr. Van Lessen, is inderdaad niet ongewoon, al is een intransitief ge-