Beroep, bedrijf, vak.
Wij hebben groenteboeren, melkboeren, die geen boeren meer zijn en geen vak meer uitoefenen; het zijn ‘venters’ en de dochter des huizes zou nooit zeggen: mijn vader is groenteboer, ofschoon hij zichzelf onder dit geroep aanmeldt. Een melkboer mist elke vak-bekwaamheid sinds hij de melk rondbrengt van de R.M.I., de U.M.I., of een andere M.I. Hoe betitelen wij zoo'n man? Loopknecht, melkslijter? Venters resp. slijters veronderstellen meestal nog menschen te zijn die voor eigen rekening handelen.
Ik miste onder Uw hoofd ‘zaak’. Men had een groentenzaak, een melkzaak enz. Zaak is het woord dat alle vakbekwaamheid uitsluit en daarom voor zulke lieden meer toepasselijk is dan bedrijf. Bedrijf is echter het modewoord geworden. Vroeger was men tevreden met loodgieter, smid, bakker, groentenboer... thans leest men op alle winkelruiten: loodgietersbedrijf, levensmiddelenbedrijf, groentenbedrijf, timmerbedrijf, ‘smederijbedrijven’, schildersbedrijven.
Grootheidswaanzin?
v. L.