[Nummer 2]
Oosterlingen
Wij hebben kennis gemaakt met woorden uit den vreemde tot ons gekomen, uit Frankrijk in het bijzonder en uit Latium; ook met enkele uit verdere streken, uit Arabië en Perzië. Echte Arabieren en echte Perzen; maar ook met pseudo-Arabieren, Latijnen of Grieken, die op hun reis om de oude wereldzee zich in Arabië een inheemsch jasje lieten aanmeten en zich daarin aan ons hebben vertoond. Alchimie, zooals wij gezien hebben, is er zoo een: het Grieksche ‘chumeia’, afleiding van ‘chumós’, sap, door de Arabieren vervormd tot ‘kîmîjâ’, of, met het lidwoord, ‘alkîmîjâ’. - Abrikoos ook; de ‘vroegrijpe perzik’ der Latijnen, Persicum praecox, meervoudsvorm: praecocia; door de Grieken overgenomen met ‘praikókkia’, waarvan het enkelvoud prai- of prekókkion. In het Arabisch overgebracht: barkôk, of: berkôk, of, met het lidwoord alweer: al-berkôk. - Karwij, lat. careum (gri. káron, in het Arab. karâwiâ, Sp. alcaravea en carvi, bij onzen Dodonaeus, Cruydt-Boeck, carwi).
Professor Dozy heeft een groot aantal echte ‘Oosterlingen’ voor ons verzameld; een schilderachtige stoet. Er zijn er bij die duidelijk het stempel hunner vreemdelingschap dragen: bazaar, brons (Perzisch boerindj of pirindj), gember (Arab. zendjebîl), giraffe (Arab. zerâfa, zarâfa), jakhals (Turksch djakâl), kamfer (Arab. kâfoer), kandij (Perzisch-Arabisch kand), karwats (Turksch karbâdj, bullepees, kameelpees), katoen (Arab. koton. Het mnl. acotoen, het wambuis dat de ridders onder het harnas droegen en dat van binnen met katoen gevoerd was, is ook het Arab. alkoton), mousseline (van Arab. al-Maucîl, de stad aan den Tigris, die in het Fransch Mosul, Mossoul of Moussel heet), saffraan (Perz.-Arab. za'farân), sjaal (Perz. sjâl), sjorren (Arab. djarra, trekken, voortslepen), sofa (Arab. zoffa), suiker (Perz. sjakar, in de uitspraak der Arabieren soekkar), taf, taffetas (Perz. tâftah, verl. deelw. v.h. werkwoord tâften, twijnen, weven), talk(steen) (Arab. talk), tamarinde (Arab. tam(a)r hindî, Indische dadel).
Laat ons nog eenige woorden bezien. Alcohol. Arab. al-cohl, al-cohol, het zwarte, vlugge poeder van loodzwavel, waarmede de Oostersche vrouwen hare oogleden verven. - Algebra, in het Arab. al-djebr: het vereenigen van deelen, de herleiding van breuken tot een geheel. Komt gij in Arabische kringen te land en wilt gij spreken over de wetenschap die wij algebra noemen, zeg dan: 'ilm al-djebr wa-'l-mokâbala, d.i. de wetenschap der herleidingen en vergelijkingen.
Almanak. Niet van den wortel manaha, die ‘tellen’ zou beduiden, want ofschoon manah in 't Hebr. die beteekenis heeft, in 't Arab. komt het niet voor. Onwaarschijnlijk ook is de onderstelling dat het woord van minha (geschenk) komt, want de Arabieren plachten op Nieuwjaarsdag elkaars lessenaars niet met kalenders te overstroomen. Dat het woord van