Manhaft
- Een van onze leden is het niet eens met den recensent, die in de krant een schrijver aanviel, omdat deze gesproken had van manhaft, en hij roept uit: een epitheton ornans uit de dagen van Piet Hein!
Ja, uit de dagen van Piet Hein, maar die zijn voorbij; en ons lid had ter staving van zijn opvatting zelfs wel recentere voorbeelden kunnen aanvoeren. Da Costa, bv., die sprak van: Een manhaften blik.
Maar wij gevoelen wel iets voor dien recensent; waarom dit manhaft? ‘Manhaftig’ is een woord, dat wij wel eens gebruiken, maar dan in ironischen zin; wij zouden het bijv. op de vroegere Amsterdamsche schutterij kunnen toepassen, die wel eens niet al te martiaal optrad. Maar anders...; waarom niet manmoedig, dapper, kloek? Wij hebben over dit punt al meer gehandeld; ons lid weet, dat hij ons aan zijn zijde vindt, als het er om te doen is oude Nederlandsche woorden in bescherming te nemen. Maar laat ons toch blijven afwegen en overwegen en niet een woord aanvaarden alléén, omdat het ‘in de dagen van Piet Hein’ in gebruik was.
Weet ons lid, dat wij vroeger ‘even’ gebruikten in den zin van hd. ‘eben’, in zinnen als: Das ist es eben; eben dadurch? ‘Doch, even hierdoor heeft zijn dichtwerk...’ V. d. Palm. ‘Dan vindt men, dat Marcus... even daardoor, dat hij...’ V. Oosterzee. En toch zal wel niemand van ons willen staande houden dat dit woord, in deze beteekenis, tot onze tegenwoordige taal behoort.