Nog wat etymologie.
Bokking. Of de naam van dezen visch iets met het gehoornde dier te doen heeft? Een oude vorm was bokshoren; hoorn van den bok? aan den visch gegeven om de overeenkomst, hetzij in vorm, hetzij in hardheid met den hoorn? Zou de volksetymologie dit bokshoren dan tot - het latere - boksharing vervormd hebben? En dan - zooals Kiliaan reeds gist - om den onaangenamen stank die bok en bokking gemeen zouden hebben? De Engelschen spreken van buckhorn, zooal niet voor onzen bokking, dan toch voor een anderen visch (wijting). Maar hoe komen wij dan van bokshoorn op bokking?
Zou Bilderdijk op het goede spoor geweest zijn, toen hij giste dat bokking beteekende: droge visch, ‘drogeling’, of wel: door het drogen bruin, rood of geel geworden visch? In het Noorsch spreekt men van ‘boken’, verdroogd, verschrompeld, inzonderheid van vleesch en visch; ‘bokna’, uitdrogen. Is het gewaagd te onderstellen dat onze zeelieden, die reeds zeer vroeg ‘ter haring voeren’, een dergelijk Noorsch woord, met de bet.: gedroogd, in oude tijden overgenomen, en daarvan een naam voor den gedroogden haring gevormd hebben?
Bekaaid. Als de visch wat lang op de kaai gelegen heeft, gevoelt zij zich niet prettig; ‘bekaaide visch’ is dus visch, die begint te sterven, en wie ergens ‘bekaaid afkomt’ gevoelt zich evenzoo. Een andere uitlegging brengt bekaaid in verband met kei, en een derde verwijst naar begaden (bevuilen, bezoedelen?).
Er is nòg een andere verklaring mogelijk. Wij kennen een woord ‘bekeeuwen’: het is hier om te bekeeuwen, om flauw te vallen, om te sterven. Keeuwen is: naar lucht happen, keeuwbot is bot, die ligt te sterven. Nevenvorm bij dit keeuwen is: kauwen, en ‘kaaien’ zou verwant kunnen zijn aan kauwen. De eigenlijke beteekenis van bekaaien zou dan dezelfde zijn als die van ons ‘bekeeuwen’.
Bombast. Overgenomen uit eng. ‘bombast’, een bijvorm van bombace, bombase, ontleend aan ofr. it. bombace, en dit uit mlat. bombax, katoen, een bijvorm met gewijzigde beteekenis van gri.-lat. bombyx, zijdeworm, zijde. Deze ruwe katoen werd veel gebruikt tot voering en opvulling van kleedingstukken; vandaar dat bombast gebruikt werd voor: gezwollen, hoogdravende, zinledige taal of stijl, holle klanken.
Het is onpleizierig een naam te dragen die op ‘bombast’ gelijkt, of daarmee overeenkomt; zooals het geval was bij den vermaarden natuuronderzoeker uit de 16de eeuw Ph.A.Th. Paracelsus Bombastus von Hohenheim. Die overeenkomst is geheel toevallig.
Bakkes, vroeger een heel ‘net’ woord, thans niet meer zoo in zwang. Wat de afkomst betreft kunnen wij kiezen. Franck-Van Wijk acht ‘backhuys’ den ouderen vorm, een schertsende samenstelling van het znw. bac(ke), dat wij vinden in ‘bactant’, kies- en ‘kin(ne)backe (-bac)’, en huis; bij het ontstaan zou dan hebben meegewerkt het oudere mnl. ‘bac-huus’, bakkerij.
Maar Matthys de Vries gelooft hier niet aan; voor hem is de oorspronkelijke vorm bakkes, ontstaan uit een meervoudsvorm van bakke: bakkens. Hoe dan den vorm ‘bakhuis’ te verklaren? uit het streven het ‘netjes’ te zeggen; een hypercorrecte vorm dus.
Anekdote. Van fr. anecdote, ontleend aan nlat. anecdotum, naar gri. anekdoton, het onzijdige van anekdotos, onuitgegeven. Oorspronkelijk werd anecdotum, meest in 't meervoud anecdota, door geleerden gebezigd als benaming van kleine historische bijzonderheden, vermaarde personen betreffende, die men in het licht gaf, en die vroeger onuitgegeven, nog niet bekendgemaakt waren; nu een kort verhaaltje, hetzij historische, hetzij andere, of zelfs verdichte personen betreffende, veelal bestaande in een treffend of geestig gezegde of in eenige andere soortgelijke aardigheid.
Berk. In het Latijn betula, dat waarschijnlijk aan het Keltisch ontleend is; de Romaansche talen hebben voor het meerendeel woorden, met dit betula in verband staande. Wij hebben hier denkelijk te doen met een heel oud woord; in het indogermaansch zal een woord geweest zijn, denkelijk *bherego, dat, in latere vormen, ags. beorht, ‘glanzend, schitterend’ uitdrukte. De berk zal dus naar zijn witte schors benoemd zijn.
Ballast. Alweer een woord van onbekende herkomst. Wij kunnen kiezen (maar het heeft weinig waarde, wat wij kiezen!): ballast is ontstaan uit Zweedsch en Deensch barlast, ‘bare, bloote last, slechts last, d.i. waardelooze last’; ballast is de oude vorm, en het eerste lid is het bal- dat wij kennen uit ‘baldadig’; ballast is ontstaan uit oud-Deensch baglast, ‘achterlast’ (vgl. achterbaks, ‘achter den rug, in 't geniep’).
Bokbier. De reclameplaten betrekking hebbende op dezen drank vertoonen een gehoornden bok, met de voorpooten op een vat bier rustende; toch heeft de benaming niets met dit dier te doen. Het is bier dat oorspronkelijk in Eimbeck in Hannover gebrouwen werd, Eimbeckbier, Beckbier, Bockbier.
Baldakijn. Ontleend aan fr. baldaquin, en dit aan it. baldacchino, afgeleid van Baldacco, de stad Bagdad, die ook in het Mnl. Baldac heette. Stof uit Bagdad, uit zijde en gouddraad geweven; later: (uit deze stof gemaakte) troonhemel.